Language of document :

Beroep ingesteld op 8 augustus 2023 – Republiek Polen / Europees Parlement en Raad van de Europese Unie

(Zaak C-505/23)

Procestaal: Pools

Partijen

Verzoekende partij: Republiek Polen (vertegenwoordiger: B. Majczyna, gemachtigde)

Verwerende partijen: Europees Parlement, Raad van de Europese Unie

Conclusies

richtlijn (EU) 2023/959 van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 2023 tot wijziging van richtlijn 2003/87/EG tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie en besluit (EU) 2015/1814 betreffende de instelling en de werking van een marktstabiliteitsreserve voor de EU-regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten1 volledig nietig verklaren;

het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

1) Schending van artikel 192, lid 2, eerste alinea, onder c), VWEU door het gebruik van de verkeerde rechtsgrondslag (artikel 192, lid 1, VWEU) voor de vaststelling van richtlijn 2023/959 in haar geheel

Volgens Polen hebben bovengenoemde instellingen artikel 192, lid 2, eerste alinea, onder c), VWEU geschonden, omdat zij de bestreden richtlijn niet hebben vastgesteld op grond van deze Verdragsbepaling, die eenparigheid van stemmen in de Raad vereist, hoewel deze richtlijn van aanzienlijke invloed is op de keuze van een lidstaat tussen verschillende energiebronnen en de algemeen structuur van zijn energievoorziening.

2) Schending van artikel 192, lid 2, eerste alinea, onder a), VWEU door het gebruik van de verkeerde rechtsgrondslag (artikel 192, lid 1, VWEU) voor de vaststelling van het bij richtlijn 2023/959 ingevoerde BRT ETS-systeem (ETS for buildings and road transport), hoewel dat systeem bepalingen van in hoofdzaak fiscale aard bevat.

Volgens Polen hebben de verwerende instellingen artikel 192, lid 2, eerste alinea, onder a), VWEU geschonden door de in de richtlijn vervatte bepalingen betreffende het BRT ETS-systeem vast te stellen op grond van artikel 192, lid 1, VWEU, hoewel dat systeem bepalingen van in hoofdzaak fiscale aard bevat en de eventuele vaststelling ervan had moeten plaatsvinden op grond van artikel 192, lid 2, eerste alinea, onder a), VWEU, dat eenparigheid van stemmen in de Raad vereist.

3) Schending van het in artikel 194, lid 1, onder b), VWEU neergelegde beginsel van energiesolidariteit door de uitbreiding van het voorwerp en de werkingssfeer van gewijzigde richtlijn 2003/87 zonder rekening te houden met de belangen van de afzonderlijke lidstaten (waaronder Polen) en zonder hun belangen af te wegen tegen die van de Unie

Volgens Polen hebben de verwerende instellingen artikel 194, lid 1, onder b), VWEU geschonden door de bestreden richtlijn vast te stellen zonder rekening te houden met de belangen van de afzonderlijke lidstaten (waaronder Polen) en zonder hun belangen af te wegen tegen die van de Unie.

4) Schending van het in artikel 5, lid 3, VWEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel door de vaststelling van het BRT ETS-systeem, ondanks het feit dat er in de Unie reeds een gelijkwaardig systeem bestaat dat de lidstaten in staat stelt om de in die richtlijn vermelde doelstellingen op regionaal en lokaal niveau beter te verwezenlijken dan door richtlijn 2023/959 wordt gewaarborgd

Volgens Polen hebben de verwerende instellingen het subsidiariteitsbeginsel geschonden, aangezien er in de Unie reeds een systeem bestaat waarmee de doelstellingen van het BRT ETS-systeem kunnen worden verwezenlijkt. Na de vaststelling van de bestreden richtlijn bestaan er in de Unie thans twee onderling concurrerende systemen en op basis van het oorspronkelijke systeem kunnen de doelstellingen van het BRT ETS-systeem meer op lokaal niveau dan op het niveau van de Unie in haar geheel worden verwezenlijkt.

5) Schending van het evenredigheidsbeginsel dat is neergelegd in artikel 5, lid 4, VEU en artikel 191, lid 2, VWEU, door de invoering van een BRT ETS-systeem dat niet noodzakelijk is en kosten meebrengt die niet in verhouding staan tot de nagestreefde doelstellingen.

Volgens Polen hebben de verwerende instellingen het evenredigheidsbeginsel geschonden, aangezien de bestreden richtlijn verder gaat dan nodig is om de doelstellingen ervan te verwezenlijken en tegelijkertijd kosten meebrengt die niet in verhouding staan tot die doelstellingen.

6) Schending van het beginsel van gelijke behandeling (discriminatieverbod) door de mogelijkheid uit te sluiten om kosteloos emissierechten te krijgen voor de verrekening van de emissies die worden gegenereerd door exploitanten van installaties die behoren tot de aanvullende sectoren in het kader van het BRT ETS-systeem

Volgens Polen hebben de verwerende instellingen het beginsel van gelijke behandeling geschonden, omdat de bestreden richtlijn door de uitsluiting van het recht om kosteloos emissierechten te ontvangen voor de verrekening van de emissies die worden gegenereerd in de zogenoemde aanvullende sectoren, exploitanten van installaties die tot de aanvullende sectoren behoren discrimineert ten opzichte van exploitanten van installaties die tot de zogenoemde ETS-sectoren behoren.

7) Schending van het in artikel 4, lid 3, VWEU neergelegde beginsel van loyale samenwerking door voorbij te gaan aan de bezwaren van Polen tijdens de wetgevingsprocedure

Volgens Polen hebben de verwerende instellingen het beginsel van loyale samenwerking geschonden door in de loop van de wetgevingsprocedure geen rekening te houden met de ernstige bezwaren van Polen met betrekking tot de sociale en juridische gevolgen van de vaststelling van de betrokken richtlijn en door de richtlijn vast te stellen zonder naar behoren rekening te houden met de gemaakte bezwaren.

____________

1 PB 2023, L 130, blz. 134.