Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 7 juni 2023 door Nouryon Performance Formulations BV tegen het arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van 29 maart 2023 in zaak T-868/19, Nouryon Industrial Chemicals e.a. / Commissie

(Zaak C-353/23 P)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Nouryon Performance Formulations BV (vertegenwoordigers: R. Cana, R. Spangenberg, advocaten, en Z. Romata, solicitor)

Andere partijen in de procedure: Europese Commissie, Koninkrijk Denemarken, Koninkrijk der Nederlanden, Koninkrijk Zweden en Europees Agentschap voor chemische stoffen

Conclusies

Rekwirante verzoekt het Hof:

het arrest van het Gerecht in zaak T-868/19 in zijn geheel te vernietigen;

het bestreden besluit nietig te verklaren;

subsidiair, de zaak terug te verwijzen naar het Gerecht voor een uitspraak op rekwirantes beroep tot nietigverklaring;

verweerster te verwijzen in de kosten van deze procedure, met inbegrip van de kosten van de procedure voor het Gerecht, en in de kosten van interveniënten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van de hogere voorziening voert rekwirante acht middelen aan:

Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door de punten 8.7, 8.7.2 en 8.7.3 van bijlage X bij de REACH-verordening verkeerd uit te leggen door te tot de slotsom te komen dat de Commissie niet verplicht is om de relevantie van de gevraagde tests voor de feiten in het concrete geval te beoordelen, en door niet te beoordelen of artikel 1, lid 1, artikel 10, onder a), artikel 12, lid 1, artikel 13, lid 4, en artikel 41 van de REACH-verordening van toepassing zijn op de informatievereisten van de punten 8.7.2 en 8.7.3 van bijlage X bij de REACH-verordening;

Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door de toetsingsmaatstaf verkeerd uit te leggen en toe te passen bij de beoordeling van de vraag of de gevraagde informatie relevante informatie zou kunnen opleveren over de stof, waardoor rekwirante haar recht op een doeltreffende voorziening in rechte is ontnomen;

Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door niet te beoordelen of de argumenten betreffende de technische haalbaarheid van de gevraagde tests gegrond zijn;

Het Gerecht heeft het overgelegde bewijsmateriaal verkeerd opgevat bij de beoordeling van de vraag of de gevraagde informatie kon leiden tot relevante informatie over de stof;

Het Gerecht heeft geen motivering gegeven bij zijn vaststelling dat de gevraagde informatie kon leiden tot relevante informatie over de stof;

Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door vast te stellen dat de Commissie een „bijzonder belang” heeft aangetoond om te verzoeken om toevoeging van de cohorten 2A en 2B aan het uitgebreid onderzoek naar de voortplantingstoxiciteit met één generatie (EOGRTS);

Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door kolom 1 van punt 8.7.3 van bijlage X bij de REACH-verordening verkeerd uit te leggen en toe te passen door de vaststelling dat een doseringsbereikstudie (DRF) kan worden gevraagd op grond van die bepaling; en

Het Gerecht heeft het bewijsmateriaal verkeerd opgevat door vast te stellen dat minder dierproeven nodig zouden zijn indien cohorten 2A en 2B niet vereist zijn op basis van de resultaten van de DRF-studie, en dat de doelstellingen van artikel 25, lid 1, van de REACH-verordening daarom niet zijn geschonden.

____________