Language of document :

Beroep ingesteld op 24 mei 2013 – Ezz e.a./Raad

(Zaak T-279/13)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Ahmed Abdelaziz Ezz (Giza, Egypte), Abla Mohammed Fawzi Ali Ahmed Salama (Caïro, Egypte), Khadiga Ahmed Ahmed Kamel Yassin (Londen, Verenigd Koninkrijk), Shahinaz Abdel Azizabdel Wahab Al Naggar (Giza, Egypte) (vertegenwoordigers: J. Lewis, Queen’s Counsel, B. Kennelly, Barrister, en J. Binns, Solicitor)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

nietigverklaring van besluit 2013/144/GBVB van de Raad van 21 maart 2013 tot wijziging van besluit 2011/172/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen vanwege de situatie in Egypte (PB L 82, blz. 54) en van verordening (EU) nr. 270/2011 van de Raad van 21 maart 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in verband met de situatie in Egypte (PB L 76, blz. 4), zoals verlengd bij het besluit van de Raad van 21 maart 2013, voor zover zij verzoekers betreffen;

verwijzing van verweerder in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekers baseren hun beroep krachtens artikel 263 VWEU op de volgende middelen.

Eerste middel: (a) besluit 2013/144/GBVB van de Raad miste een geschikte rechtsgrondslag aangezien het niet voldeed aan het vereiste van artikel 29 WEU; en (b) verordening (EU) nr. 270/2011 kon niet worden verlengd aangezien zij niet voldeed aan de vereisten van haar gestelde rechtsgrondslag: artikel 215, lid 2, VWEU.

Tweede middel: niet voldaan is aan het criterium voor de vaststelling van beperkende maatregelen als bedoeld in artikel 1 van besluit 2011/172/GBVB van de Raad en in artikel 2 van verordening (EU) nr. 270/2011 van de Raad. Bovendien stellen verzoekers dat verweerders rechtvaardiging voor de vaststelling van beperkende maatregelen tegen hen heel vaag, niet specifiek, ongestaafd, ongerechtvaardigd en onvoldoende is tot rechtvaardiging van de toepassing van deze maatregelen

Derde middel: verweerder heeft verzoekers’ rechten van de verdediging en recht op daadwerkelijke rechterlijke bescherming geschonden doordat (a) de beperkende maatregelen niet voorzien in een procedure waarbij verzoekers de bewijsstukken aan de grondslag van het besluit tot bevriezing van hun tegoeden worden meegedeeld of zij daarover zinvolle opmerkingen kunnen maken; (b) de motivering algemene, ongestaafde en vage beweringen van vervolgingen bevatten; en (c) verweerder onvoldoende informatie heeft verstrekt om verzoekers in staat te stellen daadwerkelijk hun standpunt kenbaar te maken, waardoor een rechter niet kan beoordelen of het besluit en de beoordeling van de Raad onderbouwd waren en op overtuigende bewijsstukken waren gebaseerd.

Vierde middel: verweerder gaf verzoekers onvoldoende redenen voor hun opname in de bestreden maatregelen in strijd met zijn verplichting tot duidelijke uiteenzetting van de werkelijke en specifieke motivering ter rechtvaardiging van zijn besluit, met inbegrip van de specifieke individuele redenen die ertoe hebben geleid dat verzoekers aansprakelijk zijn geacht voor verduistering van Egyptisch overheidsgeld.

Vijfde middel: verweerder heeft zonder rechtvaardiging of buiten evenredigheid verzoekers eigendomsrechten en reputatie geschonden

Zesde middel: de opname door verweerder van verzoekers in de lijst van personen op wie de beperkende maatregelen van toepassing zijn, is gebaseerd op een kennelijk onjuiste beoordeling.