Language of document :

Arrest van het Hof (Grote kamer) van 19 juni 2018 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Raad van State - België) – Sadikou Gnandi / Belgische Staat

(Zaak C-181/16)1

(Prejudiciële verwijzing – Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht – Terugkeer van illegaal verblijvende derdelanders – Richtlijn 2008/115/EG – Artikel 3, punt 2 – Begrip „illegaal verblijf” – Artikel 6 – Vaststelling van een terugkeerbesluit zonder de uitkomst van het beroep tegen de afwijzing van het verzoek om internationale bescherming door de beslissingsautoriteit af te wachten – Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Artikel 18, artikel 19, lid 2, en artikel 47 – Beginsel van non-refoulement – Recht op een doeltreffende voorziening in rechte – Toestemming om in een lidstaat te blijven)

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Raad van State

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Sadikou Gnandi

Verwerende partij: Belgische Staat

Dictum

Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven, gelezen in samenhang met richtlijn 2005/85/EG van de Raad van 1 december 2005 betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus, en in het licht van het beginsel van non-refoulement en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte als neergelegd in artikel 18, artikel 19, lid 2, en artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, moet aldus worden uitgelegd dat zij er niet aan in de weg staat dat ten aanzien van een onderdaan van een derde land die een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend, een terugkeerbesluit op grond van artikel 6, lid 1, van richtlijn 2008/115 wordt vastgesteld zodra dit verzoek is afgewezen door de beslissingsautoriteit of tezamen met die afwijzing in één administratieve handeling en derhalve zonder de uitkomst van het beroep in rechte tegen die afwijzing af te wachten, op voorwaarde met name dat de betrokken lidstaat waarborgt dat alle rechtsgevolgen van het terugkeerbesluit worden geschorst in afwachting van de uitkomst van dit beroep, dat deze verzoeker tijdens die periode het voordeel kan genieten van de rechten die voortvloeien uit richtlijn 2003/9/EG van de Raad van 27 januari 2003 tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten, en dat hij zich kan beroepen op elke wijziging in de omstandigheden na de vaststelling van het terugkeerbesluit die een weerslag van betekenis zou kunnen hebben op de beoordeling van de situatie van de betrokkene aan de hand van richtlijn 2008/115, met name artikel 5 hiervan. Het staat aan de nationale rechterlijke instantie om na te gaan of dit het geval is.

____________

1 PB C 191 van 30.5.2016.