Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 24 augustus 2023 door Polwax S.A. tegen het arrest van het Gerecht van 14 juni 2023 in zaak T-585/20, Polwax / Commissie

(Zaak C-541/23 P)

Procestaal: Pools

Partijen

Rekwirante: Polwax S.A. (vertegenwoordigers: M. Taborowski en P. Hoffman, advocaten)

Andere partijen in de procedure: Europese Commissie, ORLEN S.A., voorheen Polski Koncern Naftowy Orlen S.A.

Conclusies

het arrest van het Gerecht van de Europese Unie van 14 juni 2023 in zaak T-585/20, Polwax/Commissie, in zijn geheel vernietigen;

het besluit van de Europese Commissie van 14 juli 2020 in zaak M.90141 nietig verklaren en de Commissie verwijzen in haar eigen kosten en die van rekwirante, en interveniënte verwijzen in haar eigen kosten;

subsidiair, indien het Hof van oordeel is dat het geding niet in staat van wijzen is door het Hof zelf,

de zaak terugverwijzen naar het Gerecht en de beslissing omtrent de kosten aanhouden.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar hogere voorziening voert rekwirante negen middelen aan.

Met haar eerste middel stelt rekwirante dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting, een kennelijke onjuiste beoordeling heeft gemaakt en het door rekwirante verdedigde standpunt onjuist heeft opgevat door te oordelen dat het aan haar, als belanghebbende, was om „ernstige aanwijzingen” voor een eventueel mededingingsprobleem aan te voeren in een situatie waarin dit criterium niet had moeten worden toegepast en door tevens van rekwirante te eisen dat zij „ernstige aanwijzingen” aanvoerde dat de producten die de Commissie op de upstreammarkt (de markt voor slack wax) had onderzocht niet substitueerbaar zijn vanuit het oogpunt van de aanbodzijde, terwijl een dergelijke verplichting, voor derden, niet voortvloeit uit verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad betreffende de controle op concentraties van ondernemingen, en door te verklaren dat de gegevens die rekwirante in de loop van de procedure heeft overgelegd niet als dergelijke „ernstige aanwijzingen” konden worden beschouwd. Daarenboven heeft het Gerecht blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door geen analyse te maken van de dynamiek van de verschillende upstreammarkten en door te aanvaarden dat de Commissie de conclusie dat de upstreammarkt niet was verdeeld of gesegmenteerd, niet daadwerkelijk heeft gemotiveerd.

Met haar tweede middel stelt rekwirante dat het Gerecht het door haar verdedigde standpunt onjuist heeft opgevat en derhalve haar middel inzake de definitie van de downstreammarkt (de markt voor paraffinewas) niet heeft onderzocht, en bovendien heeft aanvaard dat de Commissie de conclusie dat de upstreammarkt niet was verdeeld of gesegmenteerd, niet daadwerkelijk heeft gemotiveerd.

Met haar derde middel betoogt rekwirante dat het Gerecht haar middel inzake de hoeveelheid slack wax die door de concurrentie op de markt wordt ingevoerd onjuist heeft opgevat en de grieven van rekwirante dus juridisch onjuist heeft beoordeeld.

Met haar vierde middel stelt rekwirante dat het Gerecht de economische gevolgen van de concentratie kennelijk onjuist heeft beoordeeld door kennelijk onterecht te oordelen dat Orlen niet in staat was en evenmin de prikkel had om het aanbod van slack wax in Polen te verkleinen en dat de nationale slack wax kon worden vervangen door ingevoerde slack wax.

Met haar vijfde middel voert rekwirante aan dat het Gerecht haar betoog heeft verdraaid door te verklaren dat zij de Commissie niet verweet te zijn voorbijgegaan aan het feit dat Orlen geen mogelijke concurrent was van Lotos.

Met haar vijfde middel betoogt rekwirante dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting en is afgeweken van zijn eerdere rechtspraak door de concentratie te onderzoeken in het licht van de richtsnoeren voor de beoordeling van niet-horizontale fusies op grond van de verordening van de Raad inzake de controle op concentraties van ondernemingen1 (hierna: „richtsnoeren betreffende niet-horizontale fusies”), terwijl deze richtsnoeren niet van toepassing zijn op concentraties waarvan de verticale effecten nauw verband houden met hun horizontale dimensie, zodat de concentratie op de markt voor „slack wax” bestaande in de fusie tussen Lotos en Orlon, moet worden beoordeeld in het licht van de richtsnoeren voor de beoordeling van horizontale fusies op grond van de verordening van de Raad inzake de controle op concentraties van ondernemingen2 .

Met haar zevende middel stelt rekwirante dat het Gerecht, zelfs verondersteld dat de richtsnoeren betreffende niet-horizontale fusies van toepassing zijn op de beoordeling van de betrokken concentratie, meerdere kennelijke beoordelingsfouten heeft gemaakt bij de toepassing van deze richtsnoeren.

Met haar achtste middel stelt rekwirante dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door haar verzoek om een deskundigenonderzoek af te wijzen en te oordelen dat dat verzoek het kader overschreed van de maatregelen van instructie.

Met haar negende middel betoogt rekwirante dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat de elementen die zich na het bestreden besluit hebben voorgedaan irrelevant waren, terwijl deze elementen juist aantonen dat de redenering van de Commissie in dit besluit onjuist was.

____________

1 Besluit van de Commissie van 14 juli 2020 waarbij een concentratie verenigbaar wordt verklaard met de interne markt en de werking van de EER-Overeenkomst (Zaak M.9014 - PKN Orlen/Grupa Lotos) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2020) 4651) (PB 2021, C 196, blz. 8).

1 PB 2008, C 265, blz. 6.

1 PB 2004, C 31, blz. 5.