Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 23 augustus 2023 door de Europese Commissie tegen het arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 14 juni 2023 in zaak T-201/21, Covington & Burling and Van Vooren / Commissie

(Zaak C-540/23 P)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirant: Europese Commissie (vertegenwoordigers: S. Ciubotaru, C. Ehrbar, en A. Spina, gemachtigden)

Andere partij in de procedure: Covington & Burling, Bart Van Vooren

Conclusies

Rekwirant verzoekt het Hof:

het bestreden arrest te vernietigen;

verzoekster te verwijzen in de kosten van zaak T-201/21 en in die van de onderhavige hogere voorziening.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van de hogere voorziening voert de Europese Commissie twee middelen aan.

Eerste middel: het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door de relevantie van de comitologieregels voor de uitlegging van de voorwaarde dat „het besluitvormingsproces van de instelling ernstig zou worden ondermijnd” in de zin van artikel 4, lid 3, van verordening (EG) nr. 1049/20011 , af te wijzen.

Het eerste middel bestaat uit twee onderdelen.

Ten eerste heeft het Gerecht blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door de relevantie af te wijzen van verordening (EU) nr. 182/20111 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren en het standaardreglement van orde voor comités, voor de toepassing van de betrokken uitzondering op de toegang van het publiek tot documenten op grond van verordening (EG) nr. 1049/2001.

Ten tweede heeft het Gerecht blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door het standaardreglement van orde voor comités en verordening (EU) nr. 182/2011 onjuist uit te leggen met betrekking tot de beoordeling of „de openbaarmaking [van een document] het besluitvormingsproces van de instelling ernstig zou ondermijnen”.

Tweede middel: het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting bij de beoordeling of „de openbaarmaking [van een document] het besluitvormingsproces van de instelling ernstig zou ondermijnen” in de zin van artikel 4, lid 3, eerste alinea, van verordening (EG) nr. 1049/2001.

Het tweede middel bestaat uit twee onderdelen.

Ten eerste heeft het Gerecht de argumenten van de Commissie in de bestreden beschikking ontoereikend onderzocht bij zijn beoordeling of „de openbaarmaking [van een document] het besluitvormingsproces van de instelling ernstig zou ondermijnen”, waardoor het zijn motiveringsplicht heeft geschonden.

Ten tweede heeft het Gerecht niet de juiste wettelijke normen gehanteerd en de relevante factoren niet als onderdeel van een samenhangend geheel aan bewijsmateriaal beoordeeld.

____________

1     Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB 2001, L 145, blz. 43).

1     PB 2011, L 55, blz. 13.