Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Administrativen sad Sofia-oblast (Bulgarije) op 6 oktober 2023 – „NOV ZHIVOT 1919” NCh/Rakovoditel na Upravlyavashtia organ na programata za transgranichno satrudnichestvo INTERREG IPP Bulgaria-Serbia 2014-2020 i direktor na direktsia „Upravlenie na teritorialnoto satrudnichestvo” v Ministerstvo na regionalnoto razvitie i blagoustroystvoto

(Zaak C-620/23, NOV ZHIVOT 1919)

Procestaal: Bulgaars

Verwijzende rechter

Administrativen sad Sofia-oblast

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: „NOV ZHIVOT 1919” NCh

Verwerende partij: Rakovoditel na Upravlyavashtia organ na programata za transgranichno satrudnichestvo INTERREG IPP Bulgaria-Serbia 2014-2020 i direktor na direktsia „Upravlenie na teritorialnoto satrudnichestvo” v Ministerstvo na regionalnoto razvitie i blagoustroystvoto

Prejudiciële vragen

1)    Staat artikel 40 van uitvoeringsverordening (EU) nr. 447/2014 van de Commissie van 2 mei 2014 betreffende nadere bepalingen voor de uitvoering van verordening (EU) nr. 231/2014 van het Europees Parlement en de Raad tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA II)1 in geval van grensoverschrijdende samenwerking tussen een lidstaat en een begunstigde van het instrument voor pretoetredingssteun (IPA II) voor de periode 2014 2020 niet eraan in de weg dat een financiële correctie wordt opgelegd aan een marktdeelnemer die de inbreuk in de vorm van een onregelmatigheid zou hebben begaan maar niet de eerstverantwoordelijke begunstigde is en derhalve niet degene die ervoor dient te zorgen dat de actie volledig wordt uitgevoerd?

2)    Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, waarborgen in een dergelijk geval van grensoverschrijdende samenwerking de artikelen 41 en 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie het recht van de eerstverantwoordelijke begunstigde om deel te nemen aan de procedure tot vaststelling van een financiële correctie en aan de gerechtelijke beroepsprocedure tegen de betreffende administratieve handeling, ongeacht diens plaats van vestiging, jegens de autoriteit die volgens het betrokken programma voor grensoverschrijdende samenwerking verantwoordelijk is voor de toepassing van de financiële correctie, en laten de genoemde bepalingen beperkingen van deze mogelijkheden tot deelname aan de procedure toe, zoals voorzien in de rechtspraak van de nationale rechterlijke instanties in het hoofdgeding?

____________

1 PB 2014, L 132, blz. 32.