Language of document : ECLI:EU:F:2012:58

BESCHIKKING VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE

(Tweede kamer)

3 mei 2012

Zaak F‑44/05 RENV

Guido Strack

tegen

Europese Commissie

„Openbare dienst – Verzoek om schadevergoeding wegens buitensporige duur van gerechtelijke procedure – Onbevoegdheid van het Gerecht – Verwijzing naar het Gerecht van de Europese Unie”

Betreft:      Beroep, ingesteld krachtens artikel 236 EG en artikel 152 EA, waarbij Strack vraagt om, kort samengevat, nietigverklaring van het besluit tot afwijzing van zijn sollicitatie naar het ambt van hoofd van de eenheid „Aanbestedingen en contracten” van het Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen en van het besluit om A. in dat ambt aan te stellen, alsmede om veroordeling van de Commissie tot betaling van een vergoeding voor de immateriële schade die hij zou hebben geleden.

Beslissing: Het verzoek om schadevergoeding wegens de buitensporige duur van de gerechtelijke procedure, door verzoeker ingediend in de punten 78 tot en met 85 van zijn op 21 februari 2011 ingediende memorie van schriftelijke opmerkingen en opgenomen in punt A.4 van de conclusie van die memorie, wordt verwezen naar het Gerecht van de Europese Unie. De beslissing over de met dat verzoek verband houdende kosten wordt aangehouden.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Beroep – Beroep tot schadevergoeding – Oorsprong – Arbeidsverhouding – Rechtsgrond

(Art. 270 VWEU)

2.      Procedure – Verdeling van bevoegdheden tussen de verschillende rechterlijke instanties van de Unie – Verzoek om schadevergoeding wegens buitensporige duur van gerechtelijke procedure – Onbevoegdheid van het Gerecht voor ambtenarenzaken – Verwijzing naar het Gerecht

(Art. 256, lid 1, eerste alinea, VWEU; Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 47; Statuut van het Hof van Justitie, art. 51, eerste alinea; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken, art. 73)

1.      Een op schadevergoeding gericht geschil tussen een ambtenaar en de instelling waartoe hij behoort of heeft behoord, valt alleen binnen het kader van artikel 270 VWEU wanneer die schade haar oorsprong vindt in een dienstbetrekking tussen de belanghebbende en een instelling.

(cf. punt 8)

Referentie:

Gerecht voor ambtenarenzaken: 12 mei 2011, Missir Mamachi di Lusignano/Commissie, F‑50/09, punt 116, en aangehaalde rechtspraak, waartegen hogere voorziening is ingesteld bij het Gerecht van de Europese Unie, zaak T‑401/11 P

2.      Het Gerecht voor ambtenarenzaken is kennelijk onbevoegd om zich uit te spreken over een verzoek om schadevergoeding dat een voormalig ambtenaar wegens buitensporige duur van de procedure heeft ingediend, voor zover het betrekking heeft op de gerechtelijke procedure en dit zonder vooruit te lopen op andere schadevorderingen die zijn ingediend. De gestelde schade vindt immers niet haar oorsprong in de arbeidsverhouding tussen verzoeker en zijn instelling, maar in de vertraging om een beslissing te geven, die verwijtbaar zou zijn aan de rechterlijke instanties van de Unie en een schending zou vormen van verzoekers recht op een effectief beroep.

Aangezien volgens artikel 73 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken een beroep dat tot de bevoegdheid van het Hof van Justitie of van het Gerecht behoort, naar laatstgenoemde instanties moet worden verwezen, en een verzoekschrift slechts het middel is om een reeks vorderingen in te dienen, kan elk inhoudelijk autonoom verzoek worden behandeld als een beroep in de zin van voormeld artikel 73. Bovendien volgt uit artikel 256, lid 1, eerste alinea, VWEU en artikel 51, eerste alinea, van het Statuut van het Hof van Justitie dat het Gerecht bevoegd is om in eerste aanleg kennis te nemen van door particulieren ingediende schadevorderingen, wanneer die beroepen niet hun oorsprong vinden in de arbeidsverhouding tussen de betrokkene en een instelling.

(cf. punten 9 en 10)