Language of document :

Beroep ingesteld op 7 juni 2007 - Eurallumina / Commissie

(Zaak T-207/07)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Eurallumina SpA (Portoscuso, Italië) (vertegenwoordigers: L. Martin Alegi, R. Denton en E. Cormack, Solicitors)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

Ofwel:

nietigverklaring van de litigieuze beschikking in haar geheel; of

vaststelling dat de bij beschikking 2001/224/EEG van de Raad toegestane vrijstelling rechtmatig is tot 31 december 2006 en dat bedragen die de Italiaanse staat niet heeft geïnd niet als onverenigbare staatssteun kunnen worden beschouwd, althans niet hoeven te worden teruggevorderd; of

nietigverklaring van de litigieuze beschikking in haar geheel en vaststelling dat de bij beschikking 2001/224/EEG van de Raad toegestane vrijstelling rechtmatig is tot 31 december 2006 en dat bedragen die de Italiaanse staat heeft geïnd niet als onverenigbare staatssteun kunnen worden beschouwd, althans niet hoeven te worden teruggevorderd; of

vaststelling dat een maximumbedrag van 3 EUR per ton moet worden teruggevorderd.

Ofwel:

nietigverklaring van de artikelen 1, 4, 5 en 6 van de litigieuze beschikking voor zover zij op Eurallumina betrekking hebben;

vaststelling dat de bij beschikking 2001/224/EEG van de Raad toegestane vrijstelling rechtmatig is tot 31 december 2006 en dat bedragen die de Italiaanse staat niet heeft geïnd niet als onverenigbare staatssteun kunnen worden beschouwd, althans niet hoeven te worden teruggevorderd; of

nietigverklaring van de artikelen 1, 4, 5 en 6 van de litigieuze beschikking voor zover zij op Eurallumina betrekking hebben en vaststelling dat de bij beschikking 2001/224/EEG van de Raad toegestane vrijstelling rechtmatig is tot 31 december 2006 en dat bedragen die de Italiaanse staat heeft geïnd niet als onverenigbare staatssteun kunnen worden beschouwd, althans niet hoeven te worden teruggevorderd; of

vaststelling dat een maximumbedrag van 3 EUR per ton kan worden teruggevorderd.

subsidiair, wijziging van de artikelen 5 en 6 van de litigieuze beschikking voor zover zij op Eurallumina betrekking hebben in die zin dat uit hoofde van de onderhavige vrijstelling tot 31 december 2006 bedragen die de Italiaanse staat niet heeft geïnd niet hoeven te worden teruggevorderd; en

verwijzing van de Commissie in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster vordert nietigverklaring van beschikking C(2007) 286 def. van de Commissie van 7 februari 2007 waarin de Commissie heeft vastgesteld dat de vrijstellingen van accijns die door Frankrijk, Ierland en Italië zijn toegekend voor zware stookolie die wordt gebruikt bij de productie van aluminiumoxide vanaf 1 januari 2004 staatsteun in de zin van artikel 87, lid 1, EG oplevert en dat een gedeelte van deze staatssteun onverenigbaar was met de gemeenschappelijke markt.

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster aan dat de voortzetting van de vrijstelling van accijns voor minerale oliën die als brandstof voor de productie van aluminiumoxide wordt gebruikt op Sardinië ook na de inwerkingtreding van richtlijn 2003/96/EG van de Raad1 op 1 januari 2004 geen staatsteun oplevert, aangezien artikel 18, lid 1, van de richtlijn en bijlage II daarbij uitdrukkelijk vermeldt dat de vrijstelling, die is goedgekeurd bij beschikking 2001/224/EG van de Raad2, voortduurt tot 31 december 2006. Volgens verzoekster hernieuwt richtlijn 2003/96/EG derhalve de geldigheid van de specifieke vrijstelling van accijns die aan verzoekster is toegekend tot 31 december 2006.

Verzoekster beweert bovendien dat hoewel de vrijstelling die bij beschikking 2001/224/EG is goedgekeurd op het eerste gezicht een selectieve maatregel is, deze door de "algehele aard en logica" van zowel de gemeenschapsregels als het Italiaanse belastingstelsel gerechtvaardigd is, en dus geen staatssteun is.

Verzoekster stelt daarenboven dat, zelfs als de door de Raad bij beschikking 2001/224/EG goedgekeurde vrijstelling als staatssteun moet worden beschouwd, deze voor een uitzondering op het verbod van artikel 87, lid 1, EG in aanmerking komt op grond van de regels over staatssteun ten behoeve van het milieu.3

Ten slotte meent verzoekster dat de Commissie de beginselen inzake gewettigd vertrouwen, rechtszekerheid, vermoeden van wettigheid, lex specialis, nuttig effect en behoorlijk bestuur heeft geschonden door vast te stellen dat de toepassing van de vrijstelling van accijns op minerale oliën gebruikt bij de productie van aluminiumoxide op onder andere Sardinië, staatsteun was die vanaf 1 januari 2004 kon worden teruggevorderd, aangezien verzoekster erop kon vertrouwen dat de bij de Raad bij beschikking 2001/224/EG goedgekeurde vrijstelling tot 31 december 2006 een rechtsgeldige handeling van gemeenschapsrecht was en dat elke maatregel van de Italiaanse autoriteiten en verzoekster tot uitvoering van deze beschikking en het vertrouwen daarop niet tot onrechtmatigheid zou leiden.

____________

1 - Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit (PB L 283, blz. 51).

2 - Beschikking 2001/224/EG van de Raad van 12 maart 2001 houdende verlagingen en vrijstellingen van de accijns op bepaalde minerale oliën die gebruikt worden voor specifieke doeleinden (PB L 84, blz. 23).

3 - Communautaire kaderregeling inzake staatssteun ten behoeve van het milieu (PB C 37 van 3.2.2001, blz. 3), meer bepaald punt 51, onder 1, a en b.