Language of document : ECLI:EU:T:2013:440

Zaak T‑408/10

(gedeeltelijke publicatie)

Roca Sanitario, SA

tegen

Europese Commissie

„Mededinging – Mededingingsregelingen – Belgische, Duitse, Franse, Italiaanse, Nederlandse en Oostenrijkse markt van badkamersanitair – Besluit waarbij inbreuk op artikel 101 VWEU en artikel 53 van EER-Overeenkomst is vastgesteld – Coördinatie van prijsverhogingen en uitwisseling van commercieel gevoelige informatie – Toerekenbaarheid van inbreukmakend gedrag – Geldboeten – Richtsnoeren van 2006 voor berekening van geldboeten – Zwaarte van inbreuk – Coëfficiënten – Verzachtende omstandigheden – Verlaging van bedrag van geldboete – Significante toegevoegde waarde”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van 16 september 2013

1.      Gerechtelijke procedure – Inleidend verzoekschrift – Vormvereisten – Vaststelling van voorwerp van geschil – Summiere uiteenzetting van aangevoerde middelen – Geschriften die als bijlage bij verzoekschrift zijn gevoegd – Ontvankelijkheid – Voorwaarden

(Statuut van het Hof van Justitie, art. 21; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 44, lid 1, sub c)

2.      Beroep tot nietigverklaring – Beroepen die afzonderlijk door moedermaatschappij en haar dochteronderneming zijn ingesteld tegen beschikking van Commissie die inbreukmakend gedrag van dochteronderneming toerekent aan moedermaatschappij – Inaanmerkingneming door Gerecht van uitkomst van door dochteronderneming ingesteld beroep in kader van beroep van moedermaatschappij – Vordering van moedermaatschappij die ertoe strekt dat op haar elke verlaging van bedrag van geldboete wordt toegepast die werd verleend aan een van haar dochterondernemingen – Schending van verbod om ultra petita te beslissen – Geen

(Art. 101, lid 1, VWEU en 263 VWEU)

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 193‑195)

2.      Wanneer op mededingingsgebied de moedermaatschappij niet feitelijk aan de mededingingsregeling heeft deelgenomen en haar aansprakelijkheid enkel is gebaseerd op de deelname van haar dochteronderneming aan die regeling, dient haar aansprakelijkheid te worden beschouwd als een aansprakelijkheid die uitsluitend is afgeleid uit, ondergeschikt is aan en afhangt van die van haar dochteronderneming, en kan deze derhalve niet verder gaan dan de aansprakelijkheid van de dochteronderneming.

In het kader van een door de moedermaatschappij ingesteld beroep tot nietigverklaring van een beschikking van de Commissie waarbij deze moedermaatschappij de door een van haar dochterondernemingen gemaakte inbreuk wordt toegerekend en deze hoofdelijk wordt veroordeeld tot betaling van de aan haar dochteronderneming opgelegde geldboete, kan het Gerecht dus, zonder ultra petita uitspraak te doen en voor zover de moedermaatschappij dit formeel heeft gevorderd, op die moedermaatschappij elke verlaging van het bedrag van de geldboete toepassen die in voorkomend geval werd verleend aan haar dochteronderneming in het kader van een door deze laatste tegen dezelfde beschikking ingesteld beroep tot nietigverklaring in een parallelle zaak.

(cf. punten 201, 203, 207, 211)