Language of document : ECLI:EU:T:2011:509

Zaak T‑343/10

Etimine SA en AB Etiproducts Oy

tegen

Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA)

„Beroep tot nietigverklaring – REACH – Identificatie van boorzuur en watervrij dinatriumtetraboraat als zeer zorgwekkende stoffen – Ontbreken van rechtstreekse geraaktheid – Niet-ontvankelijkheid”

Samenvatting van de beschikking

Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke of rechtspersonen – Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken – Rechtstreeks geraakt – Criteria – Besluit van Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) houdende identificatie van boraten als zeer zorgwekkende stoffen

(Art. 263, vierde alinea, VWEU; verordening nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad, art. 7, leden 2 en 3, 31, lid 9, sub a, 33, 34, sub a, 59 en bijlage XIV)

Voor de rechtstreekse geraaktheid van een verzoekende partij als ontvankelijkheidsvoorwaarde voor een beroep tot nietigverklaring dat een natuurlijke of rechtspersoon tegen een niet tot hem gericht besluit heeft ingesteld, is vereist dat de bestreden maatregel rechtstreeks gevolgen heeft voor de rechtspositie van de particulier en dat de maatregel aan degenen tot wie hij is gericht en die met de uitvoering ervan zijn belast, geen beoordelingsbevoegdheid laat, omdat de uitvoering zuiver automatisch en alleen op grond van de Unieregeling gebeurt, zonder dat daarvoor nadere regels moeten worden toegepast.

In dit verband moet worden geoordeeld dat het besluit van het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) houdende identificatie van boraten als zeer zorgwekkende stoffen met het oog op hun uiteindelijke opname in de lijst van bijlage XIV bij verordening nr. 1907/2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) en tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, zoals gewijzigd, geen rechtstreekse gevolgen heeft voor de rechtspositie van een verzoekende partij die boraten invoert, gelet op de in die verordening opgenomen verplichtingen, aangezien vaststaat dat, ten eerste, de identificatie van boraten als zeer zorgwekkende stoffen op grond van de procedure van artikel 59 van verordening nr. 1907/2006 geen nieuwe informatie is die van invloed kan zijn op de risicobeheersmaatregelen en evenmin nieuwe informatie inhoudt over de gevaren in de zin van artikel 31, lid 9, sub a, van die verordening, zodat de verzoekende partij niet gehouden is het veiligheidsinformatieblad bij te werken en, ten tweede, de verzoekende partij niet aan de uit de artikelen 7, lid 2, 33 en 34, sub a, van die verordening voortvloeiende informatieverplichtingen is onderworpen.

Voorts volstaat de enkele omstandigheid dat een handeling van invloed kan zijn op de materiële situatie van een verzoekende partij niet om aan te nemen dat deze daardoor rechtstreeks wordt geraakt. Alleen wanneer sprake is van specifieke omstandigheden kan een justitiabele, die beweert dat de handeling zijn marktpositie beïnvloedt, beroep instellen krachtens artikel 263, vierde alinea, VWEU. Een verzoekende partij die enkel heeft aangevoerd dat haar klanten niet geneigd zullen zijn om producten te blijven kopen die voorkomen op de lijst van kandidaatstoffen, toont niet aan dat sprake is van dergelijke specifieke omstandigheden.

(cf. punten 22, 24, 37, 39‑41)