Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch (Nederland) op 22 februari 2022 – X, Y en hun zes minderjarige kinderen tegen Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(Zaak C-125/22)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekers: X, Y en hun zes minderjarige kinderen

Verweerder: Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Prejudiciële vragen

Dient artikel 15 kwalificatierichtlijn1 , gelezen in samenhang met artikel 2, sub g, kwalificatierichtlijn, artikel 4 kwalificatierichtlijn, artikel 4 Handvest van de Grondrechten en artikel 19, lid 2, Handvest van de Grondrechten, aldus te worden uitgelegd dat voor de vraag of een verzoeker subsidiaire bescherming behoeft alle relevante elementen die zowel betrekking hebben op de individuele situatie en persoonlijke omstandigheden van de verzoeker, alsmede op de algemene situatie in het land van herkomst, steeds integraal en in onderlinge samenhang dienen te worden onderzocht en beoordeeld vóórdat wordt geduid welke gevreesde verschijningsvorm van ernstige schade met deze elementen kan worden onderbouwd?

Is, in het geval het Hof de eerste vraag ontkennend beantwoordt, de beoordeling van de individuele situatie en persoonlijke omstandigheden van de verzoeker bij de beoordeling van artikel 15c kwalificatierichtlijn, waarvan het Hof reeds heeft gepreciseerd dat deze hierbij dienen te worden betrokken, meeromvattender dan het toetsen aan het individualiseringsvereiste zoals bedoeld in het arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak N.A. tegen het Verenigd Koninkrijk1 ? Kunnen deze elementen ten aanzien van hetzelfde verzoek om subsidiaire bescherming zowel bij de beoordeling van artikel 15b kwalificatierichtlijn als bij de beoordeling van artikel 15c kwalificatierichtlijn betrokken worden?

Dient artikel 15 kwalificatierichtlijn aldus te worden uitgelegd dat bij het beoordelen van de behoefte aan subsidiaire bescherming de zogenaamde glijdende schaal, waarvan het Hof reeds heeft gepreciseerd dat die moet worden toegepast bij de beoordeling van een gestelde vrees voor ernstige schade zoals bedoeld in artikel 15c kwalificatierichtlijn, ook moet worden toegepast bij de beoordeling van een gestelde vrees voor ernstige schade zoals bedoeld in artikel 15b kwalificatierichtlijn?

Dient artikel 15 kwalificatierichtlijn, gelezen in samenhang met artikel 1 Handvest van de Grondrechten, artikel 4 Handvest van de Grondrechten en artikel 19, lid twee, Handvest van de Grondrechten, aldus te worden uitgelegd dat humanitaire omstandigheden, die een (in)direct gevolg van handelen en/of nalaten van een actor van ernstige schade zijn, dienen te worden betrokken bij de beoordeling of een verzoeker behoefte aan subsidiaire bescherming heeft?

____________

1 Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming (PB 2011, L 337, blz. 9).

1 EHRM 17 juli 2008, nr. 25904/07, N.A. tegen het Verenigd Koninkrijk, ECLI:CE:ECHR:2008:0717JUD002590407.