Language of document : ECLI:EU:C:2013:357





Beschikking van het Hof (Tiende kamer) van 30 mei 2013 –
Fierro en Marmorale

(Zaak C‑106/13)

„Prejudiciële verwijzing – Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Tenuitvoerlegging van het Unierecht – Verzuim – Kennelijke onbevoegdheid van het Hof”

Prejudiciële vragen – Bevoegdheid van het Hof – Grenzen – Verzoek om uitlegging van het Handvest van de grondrechten van de Unie – Voorwerp van nationaal geding dat geen enkel aanknopingspunt met het recht van de Unie heeft – Nationale regeling die gemeenten toestaat bouwkundige of stedenbouwkundige veranderingen op hun grondgebied te reguleren – Gemeentelijke stedenbouwkundige regeling die splitsing van op grondgebied van gemeente gelegen onroerend goed verbiedt en bepaalt dat verkopen van delen van dat onroerend goed nietig zijn – Kennelijke onbevoegdheid van het Hof (Art. 6, lid 1, VEU; art. 267 VWEU; Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 51, leden 1 en 2; Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 53, lid 2) (cf. punten 12‑15 en dictum)

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing – Tribunale di Tivoli – Uitlegging van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, gelezen in samenhang met artikel 6 VEU en de artikelen 17 en 52, lid 3, van het Handvest van de grondrechten – Eigendomsrecht – Nationale regeling die de plaatselijke bestuurlijke autoriteiten toestaat de eigenaar te verbieden een deel van zijn gebouw te verkopen zonder voorafgaande toestemming

Dictum

Het Hof van Justitie van de Europese Unie is kennelijk onbevoegd om te antwoorden op de door het Tribunale di Tivoli (Italië) gestelde vraag.