Beschikking van het Hof (Tiende kamer) van 30 mei 2013 –
Fierro en Marmorale
(Zaak C‑106/13)
„Prejudiciële verwijzing – Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Tenuitvoerlegging van het Unierecht – Verzuim – Kennelijke onbevoegdheid van het Hof”
Prejudiciële vragen – Bevoegdheid van het Hof – Grenzen – Verzoek om uitlegging van het Handvest van de grondrechten van de Unie – Voorwerp van nationaal geding dat geen enkel aanknopingspunt met het recht van de Unie heeft – Nationale regeling die gemeenten toestaat bouwkundige of stedenbouwkundige veranderingen op hun grondgebied te reguleren – Gemeentelijke stedenbouwkundige regeling die splitsing van op grondgebied van gemeente gelegen onroerend goed verbiedt en bepaalt dat verkopen van delen van dat onroerend goed nietig zijn – Kennelijke onbevoegdheid van het Hof (Art. 6, lid 1, VEU; art. 267 VWEU; Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 51, leden 1 en 2; Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 53, lid 2) (cf. punten 12‑15 en dictum)
Voorwerp
| Verzoek om een prejudiciële beslissing – Tribunale di Tivoli – Uitlegging van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, gelezen in samenhang met artikel 6 VEU en de artikelen 17 en 52, lid 3, van het Handvest van de grondrechten – Eigendomsrecht – Nationale regeling die de plaatselijke bestuurlijke autoriteiten toestaat de eigenaar te verbieden een deel van zijn gebouw te verkopen zonder voorafgaande toestemming |
Dictum
Het Hof van Justitie van de Europese Unie is kennelijk onbevoegd om te antwoorden op de door het Tribunale di Tivoli (Italië) gestelde vraag.