Language of document :

Arrest van het Hof (Tiende kamer) van 6 oktober 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Lietuvos vyriausiasis administracinis teismas - Litouwen) – UAB „Vittamed technologijos”, in vereffening / Valstybinė mokesčių inspekcija

(Zaak C-293/21)1

[Prejudiciële verwijzing – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (btw) – Richtlijn 2006/112/EG – Aftrek van voorbelasting – Goederen en diensten die door de belastingplichtige worden gebruikt voor de vervaardiging van investeringsgoederen – Artikelen 184 tot en met 187 – Herziening van de aftrek – Verplichting tot herziening van de btw-aftrek indien de belastingplichtige in liquidatie wordt gesteld en uit het register van btw-plichtigen wordt verwijderd]

Procestaal: Litouws

Verwijzende rechter

Lietuvos vyriausiasis administracinis teismas

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: UAB „Vittamed technologijos”, in vereffening

Verwerende partij: Valstybinė mokesčių inspekcija

in tegenwoordigheid van: Kauno apskrities valstybinė mokesčių inspekcija

Dictum

De artikelen 184 tot en met 187 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde,

moeten aldus worden uitgelegd dat:

een belastingplichtige gehouden is tot herziening van de aftrek van de voorbelasting met betrekking tot de verwerving van goederen of diensten met het oog op de vervaardiging van investeringsgoederen indien de vervaardigde investeringsgoederen niet zijn gebruikt voor belaste economische activiteiten en daarvoor nooit zullen worden gebruikt, omdat de eigenaar of de enige aandeelhouder van deze belastingplichtige heeft besloten om hem in liquidatie te stellen en het verzoek om die belastingplichtige te verwijderen uit het register van btw-plichtigen is ingewilligd. De rechtvaardigingsgronden voor het besluit om de belastingplichtige in liquidatie te stellen en derhalve af te zien van de voorgenomen belaste economische activiteit – zoals gestaag oplopende verliezen, het uitblijven van bestellingen en de twijfels van de aandeelhouder van de belastingplichtige inzake de winstgevendheid van de voorgenomen economische activiteit – zijn niet van invloed op de verplichting van de belastingplichtige om de betrokken btw-aftrek te herzien, voor zover die belastingplichtige definitief niet langer voornemens is die investeringsgoederen te gebruiken voor belaste handelingen.

____________

1 PB C 289 van 19.7.2021.