Language of document :

Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 16 juni 2010 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Fővarósi Bíróság Gazdasági Kollégiuma - Hongarije) - RANI Slovakia s.r.o./Hankook Tire Magyarország Kft

(Zaak C-298/09)1

(Artikel 104, lid 3, eerste alinea, van het Reglement voor de Procesvoering - Toetreding tot de Europese Unie - Vrij verrichten van diensten - Richtlijn 96/71/EG - Terbeschikkingstelling van werknemers met oog op verrichten van diensten - Uitzendbureau - Vereiste van zetel op grondgebied van lidstaat waarin dienst wordt verricht)

Procestaal: Hongaars

Verwijzende rechter

Fővarósi Bíróság Gazdasági Kollégiuma

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: RANI Slovakia s.r.o;

Verwerende partij: Hankook Tire Magyarország Kft

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing - Fővárosi Bíróság - Uitlegging van de artikelen 3, sub c, EG, 49 EG, 52 EG en 54 EG, alsmede van richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten (PB 1997, L 18, blz. 1) - Nationale wettelijke regeling op grond waarvan uitzendbureaus hun activiteiten enkel mogen uitoefenen indien zij hun op het nationale grondgebied hebben

Dictum

De artikelen 49 EG tot en met 54 EG kunnen niet in die zin worden uitgelegd dat een regeling van een lidstaat betreffende de uitoefening van de activiteit van uitzendbureau, die van kracht was op het tijdstip van toetreding van deze lidstaat tot de Europese Unie, geldig blijft zolang de Raad van de Europese Unie geen programma of richtlijnen voor de uitvoering van deze bepalingen heeft vastgesteld met het oog op de vaststelling van de voorwaarden voor de liberalisering van de betrokken categorie van diensten.

Noch punt 19 van de considerans van richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten noch artikel 1, lid 4, daarvan kan in die zin worden uitgelegd dat een lidstaat de uitoefening van de activiteit van uitzendbureau zou mogen voorbehouden aan alleen de bedrijven die hun zetel op het nationale grondgebied hebben, of laatstgenoemden, wat de afgifte van een vergunning voor de uitoefening van de activiteit in kwestie betreft, gunstiger zou mogen behandelen dan in een andere lidstaat gevestigde bedrijven.

De artikelen 49 EG tot en met 54 EG moeten in die zin worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een regeling van een lidstaat zoals aan de orde in het hoofdgeding, die de uitoefening van de activiteit van uitzendbureau voorbehoudt aan bedrijven die hun zetel op het nationale grondgebied hebben.

____________

1 - PB C 267 van 7.11.2009.