Language of document : ECLI:EU:C:2018:906

Zaak C342/17

Memoria Srl en Antonia Dall’Antonia

tegen

Comune di Padova

(verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Tribunale amministrativo regionale per il Veneto)

„Prejudiciële verwijzing – Beperkingen van de vrijheid van vestiging – Bevoegdheid van het Hof – Ontvankelijkheid van het verzoek om een prejudiciële beslissing – Zuiver interne situatie – Nationale regelgeving die elke winstgevende activiteit in verband met de bewaring van asbussen verbiedt – Evenredigheidstoets – Coherentie van de nationale regelgeving”

1.        Vrijheid van vestiging – Vrij verrichten van diensten – Diensten op de interne markt – Richtlijn 2006/123 – Werkingssfeer – Nationale regelgeving die een monopolie op het verrichten van de dienst van bewaring van asbussen toekent aan de gemeentelijke diensten – Daarvan uitgesloten

(Richtlijn 2006/123 van het Europees Parlement en de Raad, overweging 8 en art. 1, lid 3)

2.        Vrijheid van vestiging – Beperkingen – Nationale regelgeving die elke winstgevende activiteit in verband met de bewaring van asbussen verbiedt – Ontoelaatbaarheid – Rechtvaardiging – Geen

(Art. 49 VWEU)

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punten 41, 42)

2.      Artikel 49 VWEU moet aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan nationale regelgeving als in het hoofdgeding, die zelfs niettegenstaande de uitdrukkelijke wens van de overledene verbiedt dat de ontvanger van een asbus een derde verzoekt deze te bewaren, die hem verplicht om de asbus in zijn woning te bewaren tenzij hij een gemeentelijke begraafplaats daarmee belast, en die voorts elke activiteit verbiedt die met winstoogmerk wordt verricht en – zelfs niet-uitsluitend – de bewaring van asbussen op ongeacht welke grond en voor ongeacht welke tijdsduur tot voorwerp heeft.

Wat ten eerste de rechtvaardiging in verband met de bescherming van de volksgezondheid betreft, vloeit uit vaste rechtspraak van het Hof voort dat de bescherming van de volksgezondheid een van de door het Unierecht erkende dwingende redenen van algemeen belang is en dat de lidstaten op dit gebied over een ruime beoordelingsmarge beschikken (zie in die zin arrest van 1 juni 2010, Blanco Pérez en Chao Gómez, C‑570/07 en C‑571/07, EU:C:2010:300, punten 44, 68 en 106). Een dergelijke doelstelling kan evenwel de beperking die in het hoofdgeding aan de orde is, niet rechtvaardigen, aangezien assen van overledenen, anders dan stoffelijke resten, uit biologisch oogpunt een inerte stof zijn – aangezien zij steriel geworden zijn door de hoge temperatuur –, zodat de bewaring ervan geen beperking kan vormen die vereist is op grond van overwegingen in verband met de volksgezondheid.

Wat ten tweede de doelstelling van bescherming van het respect voor de nagedachtenis van de overledenen betreft, dient te worden opgemerkt dat deze doelstelling tevens een dwingende reden van algemeen belang kan vormen. Evenwel dient te worden vastgesteld dat er minder beperkende maatregelen bestaan om deze doelstelling te verwezenlijken, zoals met name de verplichting om de bewaring van de asbussen te waarborgen in soortgelijke omstandigheden als die van de gemeentelijke begraafplaatsen en de verplichting om bij stopzetting van de activiteit de asbussen over te brengen naar een publieke begraafplaats of terug te geven aan de verwanten van de overledene.

(zie punten 54, 55, 57, 59, 66 en dictum)