Language of document : ECLI:EU:T:2015:478

Zaak T‑548/12

Deutsche Rockwool Mineralwoll GmbH & Co. OHG

tegen

Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

„Gemeenschapsmerk – Nietigheidsprocedure – Gemeenschapsbeeldmerk REDROCK – Oudere nationale woordmerken ROCK, KEPROCK, FLEXIROCK, FORMROCK, FLOOR-ROCK, TERMAROCK, KLIMAROCK, SPEEDROCK, DUROCK, SPLITROCK, PLANAROCK, TOPROCK, KLEMMROCK, FIXROCK, SONOROCK PLUS, VARIROCK, SONOROCK en MASTERROCK – Relatieve weigeringsgrond – Artikel 8, lid 1, onder b), en artikel 53, lid 1, onder a), van verordening (EG) nr. 207/2009”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Negende kamer) van 8 juli 2015

1.      Gemeenschapsmerk – Definitie en verkrijging van het gemeenschapsmerk – Relatieve weigeringsgronden – Oppositie door de houder van een gelijk of overeenstemmend ouder merk dat is ingeschreven voor dezelfde of soortgelijke waren of diensten – Gevaar voor verwarring met het oudere merk – Beoordelingscriteria

[Verordening nr. 207/2009 van de Raad, art. 8, lid 1, b)]

2.      Gemeenschapsmerk – Definitie en verkrijging van het gemeenschapsmerk – Relatieve weigeringsgronden – Oppositie door de houder van een gelijk of overeenstemmend ouder merk dat is ingeschreven voor dezelfde of soortgelijke waren of diensten – Gevaar voor verwarring met het oudere merk

[Verordening nr. 207/2009 van de Raad, art. 8, lid 1, b)]

3.      Gemeenschapsmerk – Afstand, verval en nietigheid – Relatieve nietigheidsgronden – Bestaan van een gelijk of overeenstemmend ouder merk dat is ingeschreven voor dezelfde of soortgelijke waren of diensten – Gevaar voor verwarring met het oudere merk – Beeldmerk REDROCK en woordmerken KEPROCK, FLEXIROCK, FORMROCK, FLOOR-ROCK, TERMAROCK, KLIMAROCK, SPEEDROCK, DUROCK, SPLITROCK, PLANAROCK, TOPROCK, KLEMMROCK, FIXROCK, SONOROCK PLUS, VARIROCK, SONOROCK en MASTERROCK

[Verordening nr. 207/2009 van de Raad, art. 8, lid 1, b), en 53, lid 1, a)]

4.      Gemeenschapsmerk – Definitie en verkrijging van het gemeenschapsmerk – Relatieve weigeringsgronden – Oppositie door de houder van een gelijk of overeenstemmend ouder merk dat is ingeschreven voor dezelfde of soortgelijke waren of diensten – Overeenstemming van de betrokken merken

[Verordening nr. 207/2009 van de Raad, art. 8, lid 1, b)]

5.      Gemeenschapsmerk – Definitie en verkrijging van het gemeenschapsmerk – Relatieve weigeringsgronden – Oppositie door de houder van een gelijk of overeenstemmend ouder merk dat is ingeschreven voor dezelfde of soortgelijke waren of diensten – Gevaar voor verwarring met het oudere merk

[Verordening nr. 207/2009 van de Raad, art. 8, lid 1, b)]

6.      Gemeenschapsmerk – Definitie en verkrijging van het gemeenschapsmerk – Relatieve weigeringsgronden – Oppositie door de houder van een gelijk of overeenstemmend ouder merk dat is ingeschreven voor dezelfde of soortgelijke waren of diensten – Gevaar voor verwarring met het oudere merk

[Verordening nr. 207/2009 van de Raad, art. 8, lid 1, b)]

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 15)

2.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 18)

3.      Voor het relevante publiek, dat bestaat uit het professionele publiek van de bouwsector en, incidenteel, uit de gemiddelde, op bouwgebied goed geïnformeerde consument die waren koopt in doe-het-zelfzaken, bestaat op het Duitse grondgebied geen gevaar voor verwarring in de zin van artikel 8, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009 inzake het gemeenschapsmerk tussen, enerzijds, het beeldteken REDROCK, waarvan de inschrijving als gemeenschapsmerk is aangevraagd voor waren van de klassen 1, 2, 17, 19 en 37 in de zin van de Overeenkomst van Nice en, anderzijds, het woordmerk KEPROCK, dat eerder in Duitsland werd ingeschreven voor waren of diensten van de klassen 17, 19 en 37, en de woordmerken REDROCK, FLEXIROCK, FORMROCK, FLOOR-ROCK, TERMAROCK, KLIMAROCK, SPEEDROCK, DUROCK, SPLITROCK, PLANAROCK, TOPROCK, KLEMMROCK, FIXROCK, SONOROCK PLUS, VARIROCK, SONOROCK en MASTERROCK, die eerder in Duitsland werden ingeschreven voor waren of diensten van de klassen 17, 19 of 37.

De mate van fonetische overeenstemming tussen twee merken is minder belangrijk wanneer de waren aldus worden verhandeld dat het relevante publiek het merk dat deze waren aanduidt, bij de aankoop in de regel visueel waarneemt. Dat is het geval voor de door de conflicterende tekens aangeduide bouwmaterialen, die aldus worden verhandeld dat de gemiddelde consument de aangebrachte merken visueel waarneemt. Evenzo zij erop gewezen dat de keuze van het relevante publiek voor de betrokken waren noodzakelijkerwijs wordt voorafgegaan door het onderzoek van de kenmerken van die waren in de winkels of op internet, aangezien dat publiek zich ervan wil vergewissen dat de gebruikte materialen hun functie op lange termijn vervullen in het gebouw waarin zij worden verwerkt. Deze omstandigheden brengen eveneens met zich dat het relevante publiek, vóór het maken van zijn keuze, visueel in aanraking komt met het beeld van het merk.

In deze omstandigheden is er geen sprake van verwarringsgevaar tussen de merken REDROCK en KEPROCK, afzonderlijk beschouwd, zelfs aangaande dezelfde door beide merken aangeduide waren. De gemiddelde consument, die bij de aankoop blijk geeft van een bijzonder hoog aandachtsniveau, neemt de tussen de merken bestaande verschillen immers waar en denkt niet dat de waren waarop de conflicterende tekens zijn aangebracht dezelfde commerciële herkomst hebben.

Hetzelfde geldt voor de door de merken REDROCK en KEPROCK aangeduide diensten. De conflicterende tekens worden door het relevante publiek niet verward om redenen die verband houden met het gemiddelde onderscheidend vermogen van het merk KEPROCK, het bijzonder hoog aandachtsniveau van het relevante publiek, het feit dat dit publiek de commerciële herkomst van de waren en diensten wil kennen en het feit dat er tussen de conflicterende tekens een geringe visuele overeenstemming en een gemiddelde fonetische overeenstemming bestaat, terwijl de begripsmatige vergelijking neutraal is.

Gelet op het bijzonder hoge aandachtsniveau van het relevante publiek volstaan de verschillen tussen het litigieuze merk en de oudere merken FLEXIROCK, FORMROCK, FLOOR-ROCK, TERMAROCK, KLIMAROCK, SPEEDROCK, DUROCK, SPLITROCK, PLANAROCK, TOPROCK, KLEMMROCK, FIXROCK, SONOROCK PLUS, VARIROCK, SONOROCK en MASTERROCK om elk verwarringsgevaar uit te sluiten.

Het element „rock” is overwegend beschrijvend en lovend voor de door de oudere merken aangeduide waren en diensten. Bijgevolg kan dat element niet dienstdoen als gemeenschappelijk element van een merkenfamilie. De erkenning van de merkenfamilie met het seriële element „rock” zou juist leiden tot de monopolisering van het element „rock”, dat overwegend beschrijvend en lovend is voor de door de oudere merken aangeduide waren en diensten. De ruimere bescherming door de erkenning van de aanwezigheid van een merkenfamilie zou in de praktijk inhouden dat geen enkele andere marktdeelnemer een merk met het element „rock” zou kunnen inschrijven en dat marktdeelnemers in voorkomend geval zelfs het verbod zou kunnen worden opgelegd om dat element in hun slogans of reclame te gebruiken. Een dergelijke beperking van de vrije mededinging, die zou voortvloeien uit het voorbehouden van een Engelse basisterm aan één enkele marktdeelnemer, is niet te rechtvaardigen vanuit de zorg om de creatieve of publicitaire inspanningen van de houder van de oudere merken te belonen. Wanneer er geen sprake is van een wegens het gebruik verhoogd onderscheidend vermogen, vloeit de commerciële waarde van dat voorbehoud niet voort uit dergelijke inspanningen van de houder, maar uitsluitend uit de in de betrokken taal vooraf bepaalde betekenis van het woord dat verwijst naar de kenmerken van de betrokken waren en diensten.

(cf. punten 19, 24, 74‑76, 78‑81, 88, 93, 95)

4.      De globale beoordeling van het verwarringsgevaar moet, wat de visuele, fonetische of begripsmatige overeenstemming van de conflicterende tekens betreft, berusten op de totaalindruk die door deze tekens wordt opgeroepen, waarbij in het bijzonder rekening dient te worden gehouden met hun onderscheidende en dominerende bestanddelen. De perceptie van de merken die de gemiddelde consument van de betrokken waren of diensten heeft, speelt een beslissende rol bij de globale beoordeling van dit gevaar. In dit verband neemt de gemiddelde consument een merk gewoonlijk waar als een geheel en let hij niet op de verschillende details ervan.

Bij de beoordeling of twee merken overeenstemmen, mag niet slechts één bestanddeel van een samengesteld merk in beschouwing worden genomen en met een ander merk worden vergeleken. Bij een dergelijke vergelijking moeten de betrokken merken juist elk in hun geheel worden onderzocht, hetgeen niet uitsluit dat de totaalindruk die een samengesteld merk bij het relevante publiek nalaat, in bepaalde omstandigheden door een of meerdere bestanddelen ervan kan worden gedomineerd. Alleen wanneer alle andere bestanddelen van het merk te verwaarlozen zijn, kan de overeenstemming op basis van enkel het dominerende bestanddeel worden beoordeeld. Dit kan met name het geval zijn wanneer dit bestanddeel op zichzelf het beeld van dit merk dat bij het relevante publiek in herinnering blijft, kan domineren, zodat alle andere bestanddelen van het merk verwaarloosbaar zijn voor de totaalindruk die door dat merk wordt opgeroepen.

De gemiddelde consument neemt een merk weliswaar gewoonlijk als een geheel waar en let niet op de verschillende details ervan, maar wanneer hij een woordteken waarneemt, ontleedt hij dat teken in woordelementen die voor hem een concrete betekenis hebben of die gelijken op woorden die hij al kent. De identificatie van voor de consument begrijpelijke woordelementen is relevant voor de beoordeling van de fonetische, visuele en begripsmatige overeenstemming van de conflicterende tekens.

Niets belet de kamer van beroep om eerst de begrijpelijke elementen van de conflicterende tekens vast te stellen, hun onderscheidend vermogen te beoordelen en vervolgens die tekens in hun geheel te vergelijken. Een dergelijke werkwijze is volstrekt verenigbaar met de aangehaalde rechtspraak. Voorts kan de vaststelling van de „onderscheidende” en „dominerende” bestanddelen nopen tot een beoordeling van het respectieve onderscheidende vermogen van alle elementen van het merk en dus tot de vaststelling van de minder onderscheidende elementen. Een dergelijke handelwijze doet niet af aan de inaanmerkingneming, in een later stadium van de beoordeling, van de totaalindruk die uitgaat van de merken.

(cf. punten 32, 33, 37, 43)

5.      Om het onderscheidend vermogen van een bestanddeel van een merk te beoordelen, moet worden nagegaan in hoeverre dit bestanddeel geschikt is om de waren of diensten waarvoor het merk is ingeschreven, als afkomstig van een bepaalde onderneming te identificeren en dus om deze waren of diensten van die van andere ondernemingen te onderscheiden. Bij deze beoordeling dient met name rekening te worden gehouden met de intrinsieke eigenschappen van het betrokken element, voor het beantwoorden van de vraag of het al dan niet beschrijvend is voor de waren of diensten waarvoor het merk is ingeschreven.

(cf. punt 34)

6.      Het associatiegevaar is een bijzonder geval van verwarringsgevaar, dat wordt gekenmerkt door het feit dat de betrokken merken, hoewel zij door het relevante publiek niet rechtstreeks kunnen worden verward, als twee merken van dezelfde houder kunnen worden ervaren. Om rekening te houden met dit criterium moet de vordering tot nietigverklaring gebaseerd zijn op het bestaan van meerdere merken die gemeenschappelijke kenmerken bezitten waardoor zij kunnen worden geacht deel uit te maken van eenzelfde serie of familie van merken. De factor van de serie of familie van merken is echter slechts relevant wanneer het gemeenschappelijke element onderscheidend vermogen bezit. Is dit element beschrijvend, dan kan het immers geen verwarringsgevaar opleveren.

Men kan zich niet rechtsgeldig op de aan een merkenfamilie geboden ruimere bescherming beroepen wanneer het gemeenschappelijke element van de oudere merken overwegend beschrijvend is voor de aangeduide waren en diensten. Een term die verwijst naar de aard van die waren en diensten kan immers geen onderscheidende gemeenschappelijke basis van een merkenfamilie vormen.

(cf. punten 91, 92)