Language of document :

Beroep ingesteld op 4 september 2006 - Joséphine Arpaillange en anderen / Commissie

(Zaak F-104/06)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partijen: Joséphine Arpaillange (Santiago de Chili, Chili) en anderen (vertegenwoordigers: S. Rodrigues en C. Bernard-Glanz, advocaten)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

nietig te verklaren de besluiten van het tot het sluiten van overeenkomsten bevoegde gezag (TSOBG) houdende vaststelling van de voorwaarden voor aanwerving van verzoekers, zoals blijken uit hun overeenkomsten als arbeidscontractant, voor zover het aantal jaren beroepservaring dat hun door het TSOBG is toegekend, lager is dan het aantal jaren beroepservaring dat verzoekers daadwerkelijkheid hebben geaccumuleerd;

het TSOBG mee te delen wat de gevolgen zijn van de nietigverklaring van de bestreden besluiten, met name een herindeling van verzoekers in de rang en salaristrap die in overeenstemming is met hun daadwerkelijke beroepservaring en hun anciënniteit als individuele deskundige;

in voorkomend geval, de overeenkomsten van verzoekers om te zetten in overeenkomsten voor onbepaalde tijd;

de verwerende partij te veroordelen tot betaling aan verzoekers van het verschil tussen het salaris dat overeenkomt met de rang en salaristrap waarin zij zijn ingedeeld en het salaris dat overeenkomt met de rang en salaristrap waarin zij hadden moeten worden ingedeeld, vermeerderd met vertragingsrente;

subsidiair, de verwerende partij te veroordelen tot, in de eerste plaats, vergoeding van de schade die verzoekers hebben geleden in termen van inkomensverlies als gevolg van hun overgang van de hoedanigheid van individueel deskundige naar die van arbeidscontractant, door betaling van een maandelijkse compensatie en, in de tweede plaats, uitkering aan verzoekers van het verschil tussen het salaris dat zij sinds hun indiensttreding als arbeidscontractant ontvangen en het salaris vermeerderd met voornoemde schadevergoeding, met vertragingsrente.

de verwerende partij te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekers zijn, na een aantal jaren te hebben gewerkt bij delegaties van de Commissie buiten de Gemeenschap, in de hoedanigheid van individuele experts, na de afschaffing van deze hoedanigheid, aangeworven in de hoedanigheid van arbeidscontractant.

Bij de indeling in rang en salaristrap van verzoekers heeft de Commissie hun een beroepservaring toegekend die geringer is dan die welke zij naar hun oordeel daadwerkelijk hebben opgebouwd en, in ieder geval, geringer dan die welke hun ten tijde van hun aanwerving als individuele deskundigen was toegekend.

Tot staving van hun beroep voeren verzoekers aan schending van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Gemeenschappen (RAP), voor zover artikel 2 van de Algemene uitvoeringsbepalingen betreffende de procedures voor de aanwerving en de inzet van arbeidscontractanten van 7 april 2004 (AU) voor de aanwerving van arbeidscontractanten een voorwaarde stelt - een jaar passende beroepservaring - die niet is voorzien in artikel 82 RAP.

Bovendien zijn verzoekers van oordeel dat de Commissie bij de beoordeling van hun beroepservaring het rechtszekerheidsbeginsel, het beginsel van bescherming van gewettigd vertrouwen en de zorgplicht heeft geschonden en een kennelijke beoordelingsfout heeft gemaakt.

Voorts beroepen verzoekers zich op schending van het beginsel van gelijke behandeling en non-discriminatie voor zover: ten eerste, de AU bepalen dat een personeelslid met bijna twintig jaar ervaring in dezelfde rang wordt ingedeeld als een personeelslid met slechts zeven jaar ervaring; ten tweede, arbeidscontractanten waarop artikel 3 bis RAP van toepassing is, zoals verzoekers, en die waarop artikel 3 ter RAP van toepassing is, verschillend worden behandeld wat betreft de mogelijkheid van indeling in rang bij aanwerving, de waardering van hun beroepservaring en de loopbaanontwikkeling, hoewel hun situatie vergelijkbaar is; ten derde, een compensatie voor inkomensverlies, zoals is voorzien voor voormalige plaatselijke personeelsleden, niet is voorzien voor voormalige individuele deskundigen.

Tot slot voeren verzoekers aan schending van het beginsel van eerbiediging van verkregen rechten vanwege, in de eerste plaats, een dienovereenkomstige verlaging van hun salaris voor identieke functies, en, in de tweede plaats, het nalaten rekening te houden met de jaren waarin zij als individuele deskundige in dienst zijn geweest met het oog op hun indeling in salaristrap en de omzetting van hun overeenkomsten als arbeidscontractant voor bepaalde tijd in overeenkomsten voor onbepaalde tijd.

____________