Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 15 september 2023 door Carles Puigdemont i Casamajó, Antoni Comín i Oliveres, Clara Ponsatí i Obiols tegen het arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 5 juli 2023 in zaak T-272/21, Puigdemont i Casamajó e.a./Parlement 

(Zaak C-572/23 P)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwiranten: Carles Puigdemont i Casamajó, Antoni Comín i Oliveres, Clara Ponsatí i Obiols (vertegenwoordigers: P. Bekaert en S. Bekaert, advocaten, G. Boye, abogado)

Andere partijen in de procedure: Europees Parlement, Koninkrijk Spanje

Conclusies

Met hun hogere voorzieningen verzoeken rekwiranten het Hof:

het bestreden arrest te vernietigen;

besluiten P9_TA(2021)0059, P9_TA(2021)0060 en P9_TA(2021)0061 van het Europees Parlement van 9 maart 2021 op het verzoek tot opheffing van de parlementaire immuniteit van rekwiranten, nietig te verklaren; of, subsidiair,

de zaak terug te verwijzen naar het Gerecht;

het Europees Parlement en het Koninkrijk Spanje te verwijzen in de kosten; of, subsidiair,

de beslissing omtrent de kosten aan te houden.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun hogere voorziening voeren rekwiranten de volgende tien middelen aan:

Eerste middel: het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door het eerste middel af te wijzen op grond dat de bestreden besluiten geen inbreuk maken op de motiveringsplicht van artikel 296 VWEU en artikel 41, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

Tweede middel: het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door het tweede middel af te wijzen, meer bepaald door te oordelen dat het, overeenkomstig de rechtspraak in de zaak Berlusconi en Fininvest1 , noch aan het Parlement noch aan het Gerecht staat om de rechtmatigheid, en met name de ontvankelijkheid, te toetsen van het verzoek tot opheffing.

Derde middel: het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat het recht van rekwiranten op een onpartijdige en billijke behandeling van hun zaken door het Parlement, niet was geschonden.

Vierde middel: het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat het Parlement geen inbreuk had gemaakt op het recht van rekwiranten om te worden gehoord, zoals vastgelegd in artikel 41, lid 2, van het Handvest.

Vijfde middel: het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door het vijfde middel, ontleend aan schending van het rechtszekerheidsbeginsel omdat de bestreden besluiten onduidelijk zijn, af te wijzen.

Zesde middel: het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door afwijzing van het zesde middel, ontleend aan schending van de in artikel 343 VWEU en artikel 9 van Protocol nr. 7, juncto artikel 6, artikel 39, lid 2, en artikel 45 van het Handvest, artikel 21 VWEU en artikel 5, lid 2, van het Reglement immuniteiten. Het Gerecht heeft tevens blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door afwijzing van het zevende middel, ontleend aan schending van het beginsel van behoorlijk bestuur en van het gelijkheidsbeginsel doordat het Parlement is afgeweken van zijn eerdere praktijk, dan wel een kennelijke beoordelingsfout heeft gemaakt.

Zevende middel: het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting en heeft het bewijs onjuist opgevat door afwijzing van het achtste middel van de vordering tot nietigverklaring, ontleend aan schending van het beginsel van behoorlijk bestuur en het beginsel van gelijke behandeling, met betrekking tot precedenten waaruit blijkt dat het Parlement niet overgaat tot de opheffing van de immuniteit met het doel parlementsleden te arresteren wanneer er geen sprake is van een voorafgaande veroordeling, alsmede met betrekking tot de toepassing van artikel 9, lid 7, van het Reglement van het Europees Parlement

Achtste middel: schending van artikel 47 van het Handvest, in het licht van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, artikel 296 VWEU, en de artikelen 36 en 53 van het Statuut van het Hof van Justitie. Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door geen toereikende motivering te verstrekken.

Negende middel: het Gerecht heeft inbreuk gemaakt op artikel 47 van het Handvest, uitgelegd in het licht van de artikelen 6 en 13 van het Verdrag, door niet de gevraagde maatregelen tot organisatie van de procesgang en maatregelen van instructie te nemen.

Tiende middel: het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door niet ambtshalve na te gaan of, met name in het licht van de beschikking van 12 januari 2023 van de onderzoeksrechter van het Spaanse Hooggerechtshof, nog op het beroep hoefde te worden beslist. Schending van het rechtszekerheidsbeginsel.

____________

1 Arrest van het Gerecht van 19 december 2018, Berlusconi en Fininvest, C-219/17, EU:C:2018:1023.