Language of document :

Beroep ingesteld op 28 februari 2011 - Centre national de la recherche scientifique / Commissie

(Zaak T-125/11)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Centre national de la recherche scientifique (Parijs, Frankrijk) (vertegenwoordiger: N. Lenoir, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

Verzoeker concludeert dat het het Gerecht behage:

het besluit van 17 december 2010 nietig te verklaren, voor zover het betrekking heeft op de verrekening van de schuldvordering van CNRS op de Gemeenschap ten gevolge van de PIEF-Overeenkomst met de schuldvordering die de Gemeenschap op het CNRS zou hebben op grond van de ALLOSTEM-Overeenkomst;

de Commissie te verwijzen in alle kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van zijn beroep voert verzoeker zes middelen aan:

Schending van de rechten van de verdediging en met name artikel 12, lid 4, van verordening (EG) nr. 2321/20021, voor zover de Commissie heeft nagelaten kennis te nemen van verzoekers opmerkingen over de gegrondheid van haar besluit om de beweerde schuldvordering door middel van schuldvergelijking te innen.

Schending van de motiveringsplicht, aangezien de Commissie louter heeft verwezen naar de algemene overwegingen van haar auditverslag van 16 maart 2009 zonder aan te geven waarom zij, bij de vaststelling of de door verzoeker opgegeven kosten in aanmerking dienden te worden genomen, geen rekening hield met de door hem aangevoerde bewijsmiddelen.

Kennelijke beoordelingsfouten, aangezien de Commissie heeft gesteld dat de bezoldiging van T., onderzoeker aan het CNRS, tijdens de periode van 1 april 2006 tot 31 maart 2007 niet als kost in aanmerking kon worden genomen, hoewel verzoeker werkroosters en vier wetenschappelijke artikels die naar de betrokken overeenkomst verwijzen, als bewijsmiddelen heeft aangevoerd.

Onjuiste rechtsopvattingen, aangezien de Commissie heeft ontkend dat de werkroosters van T. voor de periode van 1 april 2006 tot 31 maart 2007 als bewijs konden dienen. Bovendien heeft zij de bezoldiging die B., onderzoeker aan het CNRS, tijdens haar zwangerschapsverlof ontving en de sociale last die zogenaamd een "voorziening voor verlies van betrekking" was die het CNRS op grond van de werkloosheidsverzekering voor zijn tijdelijke ambtenaren betaalde, niet in aanmerking genomen.

Schending van het vertrouwensbeginsel, aangezien de Commissie:

de vier wetenschappelijke publicaties niet als bewijsmiddel heeft willen aanvaarden, anders dan zij in haar auditverslag en tijdens een vergadering had aangegeven;

een nieuwe uitlegging heeft gegeven aan de criteria voor inaanmerkingneming van uitgaven inzake zwangerschapsverlof;

het besluit heeft betekend, hoewel zij tijdens de procedure had verzekerd dat het geschil minnelijk zou worden geregeld.

Schending van artikel 73, lid 1, van het Financieel Reglement2, aangezien de door de Commissie opgeëiste schuldvordering niet vaststond.

____________

1 - Verordening (EG) nr. 2321/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende de regels inzake de deelneming van ondernemingen, onderzoekscentra en universiteiten en de regels inzake de verspreiding van de onderzoeksresultaten ter uitvoering van het zesde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap (2002-2006) (PB L 355, blz. 23).

2 - Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (PB L 248, blz. 1).