Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 25 oktober 2004 ingesteld door Nomura Principal Investment plc en Nomura International plc tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak T-430/04)

Procestaal: Engels

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 25 oktober 2004 beroep ingesteld tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen door Nomura Principal Investment plc en Nomura International plc, gevestigd te Londen (Verenigd Koninkrijk), vertegenwoordigd door C.-D. Ehlermann, F. Louis, A. Vallery, G. A. Gutermuth en C. Duvernoy, advocaten.

Verzoeksters concluderen dat het het Gerecht behage:

─    de beschikking van de Commissie van 14 juli 2004 inzake staatssteun - zaak nr. CZ 46/2003 - Tsjechische Republiek (Investiÿní a poštovní banka, a.s.) nietig te verklaren;

─    de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

De litigieuze beschikking is gegeven in het kader van de procedure van bijlage 4, punt 3, van de Toetredingsakte tot de Europese Unie, betreffende het toezicht door de Commissie op steunmaatregelen die de nieuwe lidstaten vóór hun toetreding hebben vastgesteld en die door hun autoriteiten vóór 1 mei 2004 bij de Commissie zijn aangemeld. In de litigieuze beschikking is bepaald dat de steunmaatregelen die de Tsjechische Republiek vóór haar toetreding aan de Tsjechische bank Ceskoslovenska obchodni banka ("CSOB") heeft verleend, niet "na de toetreding van toepassing" zijn in de zin van bijlage IV, punt 3, bij de Toetredingsakte en bijgevolg niet onder het toezicht van de Commissie op inhoudelijke conformiteit met de EU-bepalingen inzake staatssteun vallen.

Verzoeksters voeren aan dat deze beschikking nietig moet worden verklaard op grond dat de betrokken Tsjechische steunmaatregelen na de toetreding van toepassing zijn. Volgens verzoeksters schendt de litigieuze beschikking, voorzover daarbij wordt uitgegaan van een onjuiste definitie van na de toetreding "nog toepasselijke maatregelen", bijlage IV, punt 3, bij de Toetredingsakte, artikel 253 EG, artikel 88 EG en verordening nr. 659/1999.1

Verzoeksters stellen verder dat de Commissie met het geven van de litigieuze beschikking in strijd met bijlage IV, punt 3, bij de Toetredingsakte en artikel 88 EG misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid door "nog toepasselijke maatregelen" te herdefiniëren om toetsing te vermijden van een door een kandidaat-lidstaat vastgestelde maatregel die normaal onder de eerder door de Commissie gegeven definitie van dit juridische begrip zou vallen.

Verzoeksters voeren tevens aan dat de Commissie met betrekking tot bijlage IV, punt 3, bij de Toetredingsakte en artikel 88 EG blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door niet de formele onderzoeksprocedure in te leiden hoewel er onopgeloste feitelijke problemen bleven bestaan en er twijfel over de wettigheid van de aangemelde steun bestond. Verder heeft de Commissie blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting waar zij haar eigen definitie van toepasselijkheid na de toetreding van steunmaatregelen die de Tsjechische Republiek vóór haar toetreding heeft verleend, onjuist heeft toegepast op door de Tsjechische Nationale Bank aan de CSOB verstrekte waarborgen voor risico's van gerechtelijke procedures en andere vorderingen. Ten slotte heeft de Commissie blijk gegeven van een onjuiste opvatting rechtens en feitelijk door de feiten die verband houden met de door de Tsjechische staat aan de CSOB verleende steun niet afdoend te onderzoeken.

____________

1 - Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag, PB L 083, 27/03/1999, blz. 1.