Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunal Superior de Justicia de la Comunidad Valenciana (Spanje) op 23 november 2023 – Apuestas Deportivas Valencianas S.A. e.a. / Conselleria de Hacienda y Modelo Económico de la Generalitat Valenciana

(Zaak C-721/23)

Procestaal: Spaans

Verwijzende rechter

Tribunal Superior de Justicia de la Comunidad Valenciana

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Apuestas Deportivas Valencianas S.A., Codere Apuestas Valencia S.A., Luckia Retail S.A., Mediterránea de Apuestas S.A., Orenes Apuestas CV S.A. en Sportium Apuestas Levante S.A.

Verwerende partij: Conselleria de Hacienda y Modelo Económico de la Generalitat Valenciana

Andere partij: Organización Nacional de Ciegos Españoles (ONCE)

Prejudiciële vragen

Moeten de artikelen 26, 49 en 56 VWEU, waarin de beginselen van vrijheid van ondernemerschap, vestiging en dienstverrichting zijn neergelegd, aldus worden uitgelegd dat zij niet in de weg staan aan een nationale regeling, zoals artikel 5 van Decreto 97/2021, de 16 de julio, del Consell (besluit 97/2021 van 16 juli 2021 van de regering van de autonome regio Valencia) houdende uitvoering van artikel 45, leden 5 en 6, van Ley 1/2020, de 11 de junio, de la Generalitat, de regulación del juego y de prevención de la ludopatía en la Comunitat Valenciana (wet 1/2020 van 11 juni 2020 van de autonome regio Valencia houdende regeling van kansspelen en ter voorkoming van gokverslaving in de autonome regio Valencia), waarbij een minimumafstand van 500 meter tussen speelautomatenhallen en een minimumafstand van 850 meter tussen speelautomatenhallen en onderwijsinstellingen wordt ingevoerd, terwijl die regeling reeds voorziet in andere, minder beperkende maatregelen, die echter even doeltreffend kunnen worden geacht voor de bescherming van de consument, het algemeen belang en met name minderjarigen zoals: a) het verbod op toegang en deelname door minderjarigen, personen die wettelijk handelingsonbekwaam zijn verklaard op grond van een definitieve rechterlijke beslissing, bestuurders van sportorganisaties en scheidsrechters bij activiteiten waarop weddenschappen worden geplaatst, bestuurders en aandeelhouders van ondernemingen die zich bezighouden met weddenschappen, personen die wapens dragen, dronken zijn of onder invloed zijn van psychotrope stoffen, personen die het spelverloop verstoren, personen die zijn ingeschreven in het uitsluitingsregister voor kansspelen; en b) het verbod op reclame, promotie of sponsoring en elke vorm van commerciële promotie, waaronder telematica via sociale communicatienetwerken, evenals promotie voor kansspelen aan de buitenkant van inrichtingen, statische reclame op de openbare weg en in vervoermiddelen, affiches of afbeeldingen op om het even welke drager?

Ongeacht het antwoord op de vorige vraag: moeten de artikelen 26, 49 en 56 VWEU aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een nationale regeling als die van de tweede overgangsbepaling van [wet 1/2020], waarbij met terugwerkende kracht de verplichte minimumafstand van 850 meter tussen speelautomatenhallen en onderwijsinstellingen word ingevoerd voor speelautomatenhallen die reeds zijn opgericht zonder aan deze afstand te voldoen, wanneer zij na de inwerkingtreding van wet 1/2020 hernieuwing van hun vergunning of toelating aanvragen, aangezien een dergelijk vereiste onverenigbaar is met de voornoemde beginselen van vrijheid van ondernemerschap en vestiging alsmede het beginsel van vrije beroepsuitoefening?

Ongeacht de antwoorden op de vorige vragen: moeten de artikelen 26, 49 en 56 VWEU aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een nationale regeling als de tiende overgangsbepaling van [wet 1/2020], waarbij vanaf de inwerkingtreding van wet 1/2020 een moratorium van vijf jaar wordt ingesteld voor de verlening van nieuwe vergunningen of toelatingen voor kansspelinrichtingen, aangezien een dergelijke opschorting van vergunningen en toelatingen gedurende een periode van maximaal vijf jaar onverenigbaar is met de voornoemde beginselen van vrijheid van ondernemerschap en vestiging alsmede het beginsel van vrije beroepsuitoefening?

Ongeacht de antwoorden op de vorige vragen: moeten de artikelen 26, 49 en 56 VWEU aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een nationale regeling als die van artikel 45, leden 5 en 6, van voornoemde [wet 1/2020], voor zover deze alleen geldt voor particuliere speelautomatenhallen, maar niet voor publieke kansspelinrichtingen, die tevens zijn vrijgesteld van de beperkingen inzake reclame en toegangscontroles die wel voor particuliere speelautomatenhallen gelden, waardoor publieke kansspelinrichtingen zijn vrijgesteld van de volgende verplichtingen: a) de inachtneming van een verplichte minimumafstand van 500 meter tussen speelautomatenhallen en een verplichte minimumafstand van 850 meter tussen speelautomatenhallen en onderwijsinstellingen; b) de inachtneming van de met terugwerkende kracht ingevoerde verplichte minimumafstand van 850 meter tussen speelautomatenhallen en onderwijsinstellingen voor speelautomatenhallen die reeds zijn opgericht zonder aan deze afstand te voldoen, wanneer zij na de inwerkingtreding van wet 1/2020 hernieuwing van hun vergunning of toelating aanvragen; c) de inachtneming van een moratorium gedurende een periode van maximaal vijf jaar vanaf de inwerkingtreding van wet 1/2020 voor de verlening van nieuwe vergunningen of toelatingen voor kansspel- en wedinrichtingen en de exploitatie van kansspelautomaten?

Staan de beginselen van de eenheid van de markt en van gelijke behandeling en non-discriminatie ten aanzien van marktdeelnemers in de kansspelsector in de weg aan deze bepalingen van de nationale regeling?

Vormt de hierboven beschreven situatie een voordeel dat de mededinging in de sector aantast en vervalst?

____________