Language of document :

Beroep ingesteld op 14 december 2017 – Luxemburg / Commissie

(Zaak T-816/17)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Groothertogdom Luxemburg (vertegenwoordigers: D. Holderer, gemachtigde, D. Waelbroeck en A. Steichen, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

het huidige beroep ontvankelijk en gegrond verklaren;

primair, het besluit van de Commissie betreffende staatssteun SA.38944 van 4 oktober 2017 inzake Luxemburgse steun aan Amazon nietig verklaren;

subsidiair, het besluit van de Commissie betreffende staatssteun SA.38944 van 4 oktober 2017 inzake Luxemburgse steun aan Amazon nietig verklaren voor zover daarbij terugvordering van de steun wordt gelast;

de Commissie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoeker vijf middelen aan.

Het eerste middel valt uiteen in drie onderdelen en is ontleend aan schending van artikel 170 VWEU, aangezien de Commissie niet heeft aangetoond dat sprake is van een voordeel voor Amazon EU Sàrl (hierna: „LuxOpCO”).

Met het eerste onderdeel voert verzoeker aan dat met de fiscale ruling en de vernieuwing van deze ruling in 2011 geen enkel voordeel werd toegekend, aangezien de vergoeding die een derde voor een licentie op immateriële activa zou hebben betaald, hoger zou zijn geweest dan de vergoeding die LuxOpCo krachtens de licentieovereenkomst aan Amazon Europe Holding Technologies SCS (hierna: „LuxSCS”) heeft betaald. Verzoekster meent dat in het besluit van de Commissie betreffende staatssteun SA.38944 van 4 oktober 2017 inzake Luxemburgse steun aan Amazon (hierna: „bestreden besluit”) ten onrechte wordt gesteld dat de daadwerkelijk door LuxOpCo betaalde vergoeding afwijkt van de zakelijke verrekenprijs.

Het tweede onderdeel is eraan ontleend dat in het bestreden besluit bij de analyse van de methode van de transactionele nettomarge de feiten kennelijk zijn verdraaid en het recht kennelijk onjuist is toegepast. Deze methode zou in het kader van de fiscale ruling zowel bij de keuze van de onderzochte partij als bij de toe te passen parameters verkeerd zijn gehanteerd.

Het derde onderdeel is gebaseerd op het argument dat juist de door de Commissie in het bestreden besluit berekende transferprijs tot een resultaat heeft geleid dat kennelijk afweek van het zakelijkheidsbeginsel.

Het tweede middel is verdeeld in twee onderdelen en is ontleend aan schending van artikel 107 VWEU aangezien de Commissie niet het bewijs heeft geleverd van de selectiviteit van de betrokken fiscale ruling.

Met het eerste onderdeel betoogt verzoeker dat de Commissie er ten onrechte van is uitgegaan dat de betrokken fiscale ruling selectief was, terwijl de Commissie om de selectiviteit van deze ruling aan te nemen volgens de rechtspraak niet dient vast te stellen dat er een voordeel bestond, maar in het kader van haar analyse van de selectiviteit verplicht is eerst het toepasselijke referentiekader te definiëren om vervolgens een afwijking van dit referentiekader vast te stellen.

Het tweede onderdeel is ontleend aan de omstandigheid dat de Commissie in haar subsidiaire overwegingen de veronderstelde selectiviteit van de aangevoerde steun niet heeft bewezen. Deze twee subsidiaire overwegingen, waarin de zogenoemde selectiviteit werd vastgesteld, gaan kennelijk mank, aangezien de Commissie zich heeft vergist wat de referentiekaders betreft en hoe dan ook niet heeft kunnen aantonen dat van die kaders werd afgeweken.

Het derde middel is ontleend aan schending van de artikelen 4 en 5 VWEU aangezien de Commissie tot verkapte fiscale harmonisatie overgaat door haar eigen opvatting op te leggen van hetgeen moet worden beschouwd als een „goede” verrekenprijs die LuxOpCo krachtens de desbetreffende licentieovereenkomst werd geacht te betalen aan LuxSCS. Verzoeker stelt dienaangaande dat de Commissie feitelijk via het staatssteunrecht op verholen wijze de fiscale verrekenprijzen harmoniseert en zo de exclusieve bevoegdheid van de lidstaten op het gebied van directe belastingen schendt.

Het vierde middel is ontleend aan schending van verordening 2015/1589 en de rechten van de verdediging, aangezien de Commissie in strijd met deze rechten heeft gehandeld doordat zij een besluit heeft vastgesteld waarin ex post door Amazon overgelegde gegevens simpelweg niet aanmerking zijn genomen en waarbij het Groothertogdom Luxemburg of Amazon geen nadere opmerkingen meer hebben kunnen maken met betrekking tot het centrale argument dat door deze gegevens wordt gestaafd, namelijk dat er een fout is gemaakt bij de keuze van de voor de toepassing van de methode van de transactionele nettomarge onderzochte partij.

Het vijfde middel wordt subsidiair aangevoerd en is eraan ontleend dat de Commissie artikel 16 van verordening 2015/1589 heeft geschonden. De terugvordering van de steun is namelijk onverenigbaar met het rechtszekerheidsbeginsel, aangezien het Groothertogdom Luxemburg de verrekenprijzen te goeder trouw heeft toegepast en het de door de Commissie in het bestreden besluit toegepaste nieuwe benadering van de verrekenprijzen niet kon voorzien.

____________