Language of document : ECLI:EU:F:2008:62

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN

(Derde kamer)

14 mei 2008

Zaak F‑95/06

Adrien Taruffi

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Openbare dienst – Ambtenaren – Bevordering – Bevorderingsronde 2004 en 2005 – Personeelsvertegenwoordigers – Gratificatiepunten”

Betreft: Beroep, ingesteld krachtens artikel 236 EG en artikel 152 EA en strekkende tot, enerzijds, nietigverklaring van de besluiten van de Commissie houdende vaststelling van verzoekers totale aantal punten en weigering om hem te plaatsen op de lijst van ambtenaren die in het kader van de bevorderingsronde 2004 tot de rang B*10 zijn bevorderd en, anderzijds, nietigverklaring van het besluit houdende vaststelling van verzoekers totale aantal punten in het kader van de bevorderingsronde 2005.

Beslissing: Het beroep wordt verworpen. Elke partij zal haar eigen kosten dragen.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Beroep – Bezwarend besluit – Door Commissie ingevoerd bevorderingsstelsel – Afsluiting van bevorderingsronde met handeling die een besluit inhoudt tot vaststelling van de lijst van bevorderde ambtenaren en een besluit tot vaststelling van aan de ambtenaren toegekende punten – Autonome besluiten die vatbaar zijn voor afzonderlijke beroepen of voor één beroep

(Ambtenarenstatuut, art. 45, 90 en 91)

2.      Ambtenaren – Bevordering – Vergelijking van verdiensten

(Ambtenarenstatuut, art. 25, tweede alinea, 45 en 90, lid 2)

3.      Ambtenaren – Bevordering – Beoordelingsvrijheid van tot aanstelling bevoegd gezag

(Ambtenarenstatuut, art. 45)

1.      In het kader van het bevorderingsstelsel dat is ingevoerd bij een interne regeling van de Commissie en dat is gebaseerd op cumulatieve verdiensten, die worden uitgedrukt in punten die jaar na jaar worden verzameld, en waarbij de beoordelingsronde wordt afgesloten met een handeling van complexe aard, in de zin dat zij twee afzonderlijke besluiten van het tot aanstelling bevoegd gezag omvat, het besluit tot vaststelling van de lijst van bevorderden en het besluit tot vaststelling van het totale aantal punten van de ambtenaren, waarop eerstgenoemd besluit is gebaseerd, is dit besluit tot vaststelling van het totale aantal punten een autonome handeling waartegen als zodanig een klacht kan worden ingediend en in voorkomend geval beroep bij de rechter kan worden ingesteld in het kader van de rechtsmiddelen waarin het Statuut voorziet.

Bijgevolg zal een op de lijst van bevorderden opgenomen ambtenaar, in geval van betwisting van het totale aantal punten dat hem door het tot aanstelling bevoegd gezag is toegekend en daarmee van het saldo dat voor de volgende jaren behouden blijft, alleen tegen de handeling waarbij de punten worden toegekend en die ten aanzien van hem bindende en definitieve rechtsgevolgen teweegbrengt een klacht kunnen indienen en in voorkomend geval beroep bij de rechter kunnen instellen.

Het is ook denkbaar dat eenzelfde procedure kan worden ingeleid door een niet-bevorderde ambtenaar die niet wil opkomen tegen het uitblijven van bevordering in de betrokken ronde, maar uitsluitend tegen de weigering om een bepaald aantal punten toe te kennen waardoor hij niet de bevorderingsdrempel kan bereiken.

Verder zal een ambtenaar die niet is bevorderd wegens de volgens hem ongerechtvaardigde toekenning van een ontoereikend aantal punten om de bevorderingsdrempel te bereiken, zijn beroep kunnen richten tegen zowel het besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag tot vaststelling van het totale aantal punten als het besluit tot vaststelling van de lijst van bevorderde ambtenaren.

De individuele besluiten tot toekenning of weigering van gratificatiepunten vormen voorbereidende, voorafgaande en noodzakelijke handelingen voor het eindbesluit waarbij de bevorderingen worden vastgesteld en voor de daarvan losstaande en autonome handeling die dit besluit omvat, namelijk de vaststelling van het totale aantal punten. Tegen die besluiten kan geen autonoom beroep tot nietigverklaring worden ingesteld, doch de wettigheid ervan kan altijd worden betwist in het kader van het beroep tegen het eindbesluit.

De ambtenaar kan daarentegen niet opkomen tegen de wettigheid van het besluit houdende vaststelling van zijn gratificatiepunten in het kader van het beroep tegen het eindbesluit houdende vaststelling van zijn totale aantal bevorderingspunten, indien hij geen beroep in rechte heeft ingesteld tegen zijn loopbaanontwikkelingsrapport omdat de gratificatiepunten worden berekend op basis van het in dat rapport toegekende punt.

(cf. punten 59‑64)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 19 oktober 2006, Buendía Sierra/Commissie, T‑311/04, Jurispr. blz. II‑4137, punten 90‑93, 96‑98 en 106

2.      In het kader van het door de Commissie ingevoerde bevorderingsstelsel, waarin het bevorderingscomité een gemotiveerd advies uitbrengt wanneer het het tot aanstelling bevoegd gezag voorstelt om gratificatiepunten in beroep toe te kennen, is het ontbreken van motivering van zijn voorstel om die punten niet toe te kennen niet in strijd met artikel 25, tweede alinea, van het Statuut, aangezien dat voorstel geen bezwarend besluit vormt.

(cf. punten 91‑93)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: Buendía Sierra/Commissie, reeds aangehaald, punten 143 en 144

3.      Het tot aanstelling bevoegd gezag, dat op het gebied van bevordering over een ruime beoordelingsvrijheid beschikt, was in het kader van de bevorderingsronde 2004 niet verplicht om de ambtenaren die bijna de bevorderingsdrempel hadden bereikt de hun ontbrekende punten toe te kennen, zodat zij bevorderd konden worden vóór de inwerkingtreding van de nieuwe loopbaanstructuur, ingevoerd bij verordening nr. 723/2004 tot wijziging van het Statuut van de ambtenaren en van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden.

(cf. punt 114)