Language of document :

Beroep ingesteld op 4 september 2012 - Italië/Commissie

(Zaak T-387/12)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Italiaanse Republiek (vertegenwoordiger: S. Fiorentino, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

uitvoeringsbesluit nr. 2012/336/EU van de Europese Commissie van 22 juni 2012 houdende onttrekking aan EU-financiering van bepaalde uitgaven die de lidstaten in het kader van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling Garantie, in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) of in het kader van het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) hebben verricht [Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 3838], nietig te verklaren, in zoverre dit besluit voorwerp is van het onderhavige beroep;

de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Het voorwerp van het onderhavige beroep is beperkt tot de forfaitaire financiële correcties die de Italiaanse Republiek betreffen en verband houden met de steunregeling voor telers van voor verwerking bestemde tomaten voor de jaren 2006, 2007 en 2008.

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster één enkel middel aan, dat is ontleend aan schending van artikel 7, lid 4, van verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad van 17 mei 1999 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (PB L 160, blz. 103), en van artikel 31 van verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (PB L 209, blz. 1).

In het kader van dat middel wordt opgekomen tegen de in het bestreden besluit toegepaste financiële correcties van 2 % van de uitgaven, op grond dat die correcties zijn toegepast hoewel was bewezen en door de Commissie erkend, dat er geen sprake was van significante financiële schade.

Voorts betwist verzoekster het bedrag van die correcties, aangezien het concreet vastgestelde bedrag aanzienlijk hoger is dan de schade die zou kunnen voortvloeien uit de aan de Italiaanse autoriteiten toegerekende handelwijze, en dus onevenredig en kennelijk onlogisch is.

____________