Language of document :

Mededeling in het PB

 

Verzoek van het Vestre Landsret van 25 juni 2004 om een prejudiciële beslissing in het geding tussen Jyske Finans A/S en Skatteministerie

(Zaak C-280/04)

Het Vestre Landsret heeft bij beschikking van 25 juni 2004, ingekomen ter griffie van het Hof van Justitie op 29 juni 2004, in het geding tussen Jyske Finans A/S en Skatteministerie, het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen verzocht om een prejudiciële beslissing over de navolgende vragen:

Moet artikel 13,B, sub c, junctis de artikelen 2, sub 1, en 11, A, lid 1, sub a, van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) aldus worden uitgelegd, dat deze bepalingen eraan in de weg staan dat een lidstaat in het kader van zijn BTW-wetgeving een regeling handhaaft, volgens welke een belastingplichtige die anders dan de handelaren in gebruikte wagens en andere marktdeelnemers die gebruikte wagens verkopen, investeringsgoederen in aanzienlijke mate in zijn bedrijfsvermogen heeft opgenomen, BTW moet betalen bij verkoop van deze investeringsgoederen, ook al is het goed gekocht van belastingplichtigen die geen belasting over de prijs van het goed hebben berekend waardoor geen recht op aftrek van belasting bij de aanschaffing van het goed is ontstaan?

Moet artikel 26 bis, A, sub e, van de Zesde richtlijn aldus worden uitgelegd, dat het begrip "belastingplichtige wederverkoper" alleen personen omvat wier hoofdactiviteit bestaat in de aan en verkoop van gebruikte goederen, wanneer deze gebruikte goederen worden verworven met het oog op het verkrijgen van een economische winst bij wederverkoop, die het enige of wezenlijke doel van de verwerving is, of omvat het begrip ook personen die normaal gesproken deze goederen na het einde van de verhuur verkopen als bijkomend onderdeel van de economische leaseactiviteit in vorenomschreven omstandigheden?

____________