Language of document :

ARREST VAN HET HOF

(Derde kamer)

van 8 december 2005

in zaak C-280/04 (verzoek van het Vestre Landsret om een prejudiciële beslissing): Jyske Finans A/S tegen Skatteministeriet (1)

(Zesde BTW-richtlijn - Artikel 13, B, sub c - Vrijstellingen - Vrijstelling voor levering van goederen waarvoor recht op aftrek is uitgesloten - Wederverkoop van gebruikte voertuigen door leaseonderneming - Artikel 26 bis - Bijzondere regeling voor verkoop van gebruikte goederen)

(Procestaal: Deens)

In zaak C-280/04, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Vestre Landsret (Denemarken) bij beslissing van 25 juni 2004, ingekomen bij het Hof op 29 juni 2004, in de procedure Jyske Finans A/S tegen Skatteministeriet, in tegenwoordigheid van: Nordania Finans A/S, BG Factoring A/S, heeft het Hof (Derde kamer), samengesteld als volgt: A. Rosas, kamerpresident, J. Malenovský (rapporteur), J.-P. Puissochet, S. von Bahr en U. Lõhmus, rechters; advocaat-generaal: L. A. Geelhoed; griffier: H. von Holstein, adjunct-griffier, op 8 december 2005 een arrest gewezen waarvan het dictum luidt als volgt:

Artikel 13 B, sub c, van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag, zoals gewijzigd bij richtlijn 95/5/EG van de Raad van 14 februari 1994, moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een nationale regeling op grond waarvan belasting over de toegevoegde waarde is verschuldigd over handelingen waarbij een belastingplichtige goederen doorverkoopt, na deze voor zijn bedrijf te hebben gebruikt, waarvoor bij de aanschaffing geen uitsluiting van het recht op aftrek overeenkomstig artikel 17, lid 6, van deze richtlijn bestond, zelfs indien deze goederen waren aangeschaft van belastingplichtigen die geen BTW-aangifte hadden kunnen doen, zodat daardoor geen recht op aftrek is geopend.

Artikel 26 bis, A, sub e, van de Zesde richtlijn (77/388), zoals gewijzigd bij richtlijn 94/5, moet aldus worden uitgelegd dat een onderneming die in het kader van haar normale bedrijfsactiviteiten voertuigen doorverkoopt die zij tweedehands had gekocht voor haar leaseactiviteiten, waarbij de wederverkoop ten tijde van de aanschaffing van het gebruikte goed niet het voornaamste doel maar een aan de leasing ondergeschikt secundair doel was, kan worden aangemerkt als "belastingplichtige wederverkoper" in de zin van dit artikel.

____________

1 - ) PB C 228 van 11.9.2004.