Language of document : ECLI:EU:T:2013:343

Zaak T‑236/12

Airbus SAS

tegen

Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

„Gemeenschapsmerk – Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk NEO – Absolute weigeringsgronden – Ontbreken van onderscheidend vermogen – Artikel 7, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009 – Beschrijvend karakter – Artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 207/2009 – Omvang van door kamer van beroep te verrichten onderzoek – Onderzoek ten gronde afhankelijk van ontvankelijkheid van beroep – Artikelen 59 en 64, lid 1, van verordening nr. 207/2009 – Motiveringsplicht – Artikel 75 van verordening nr. 207/2009 – Ambtshalve onderzoek van feiten – Artikel 76 van verordening nr. 207/2009”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Derde kamer) van 3 juli 2013

1.      Gemeenschapsmerk – Beroepsprocedure – Beroep bij kamers van beroep – Bevoegdheid van kamers van beroep – Nieuw volledig onderzoek ten gronde – Voorwaarde – Ontvankelijkheid van beroep

(Verordening nr. 207/2009 van de Raad, art. 59, eerste zin, en 64, lid 1)

2.      Gemeenschapsmerk – Definitie en verkrijging van gemeenschapsmerk – Absolute weigeringsgronden – Merken die uitsluitend bestaan uit tekens of aanduidingen die kunnen dienen tot aanduiding van kenmerken van waar – Begrip

(Verordening nr. 207/2009 van de Raad, art. 7, lid 1, sub c)

3.      Gemeenschapsmerk – Definitie en verkrijging van gemeenschapsmerk – Absolute weigeringsgronden – Merken die uitsluitend bestaan uit tekens of aanduidingen die kunnen dienen tot aanduiding van kenmerken van waar – Doel – Vrijhoudingsbehoefte – Omvang van onderzoek

(Verordening nr. 207/2009 van de Raad, art. 7, lid 1, sub c)

4.      Gemeenschapsmerk – Definitie en verkrijging van gemeenschapsmerk – Absolute weigeringsgronden – Merken die uitsluitend bestaan uit tekens of aanduidingen die kunnen dienen tot aanduiding van kenmerken van waar

(Verordening nr. 207/2009 van de Raad, art. 7, lid 1, sub b en c)

5.      Gemeenschapsmerk – Definitie en verkrijging van gemeenschapsmerk – Absolute weigeringsgronden – Overlapping van werkingssfeer van in artikel 7, lid 1, sub b en c, van verordening nr. 207/2009 genoemde gronden

(Verordening nr. 207/2009 van de Raad, art. 7, lid 1, sub b en c)

6.      Gemeenschapsmerk – Beslissingen van Bureau – Beginsel van gelijke behandeling – Beginsel van behoorlijk bestuur – Eerdere beslissingspraktijk van Bureau – Legaliteitsbeginsel – Vereiste van strikt en volledig onderzoek in elk concreet geval

7.      Gemeenschapsmerk – Definitie en verkrijging van gemeenschapsmerk – Eerdere inschrijving van merk in bepaalde lidstaten – Invloed

8.      Gemeenschapsmerk – Omzetting in aanvraag voor nationaal merk – Verzoekschrift tot inleiding van nationale procedure – Verplichting om omstandig onderzoek te verrichten betreffende onderscheidend vermogen van teken in alle lidstaten – Geen

(Verordening nr. 207/2009 van de Raad, art. 75 en 112, lid 2, sub b)

9.      Gemeenschapsmerk – Procedurevoorschriften – Ambtshalve onderzoek van feiten – Inschrijving van nieuw merk – Absolute weigeringsgronden – Bewijslast

(Verordening nr. 207/2009 van de Raad, art. 7, lid 1, en 76, lid 1)

1.      Artikel 64, lid 1, van verordening nr. 207/2009 inzake het gemeenschapsmerk bepaalt dat de kamer van beroep, na het onderzoek van het beroep ten gronde, uitspraak doet op het beroep en daarbij de bevoegdheden kan uitoefenen van de instantie die de bestreden beslissing heeft genomen. Uit deze bepaling volgt dat de kamer van beroep, wanneer bij haar beroep is ingesteld tegen een beslissing waarbij de onderzoeker inschrijving heeft geweigerd, de merkaanvraag opnieuw volledig ten gronde kan onderzoeken, zowel rechtens als feitelijk. Deze bevoegdheid vooronderstelt evenwel dat het beroep bij de kamer van beroep ontvankelijk is.

Dienaangaande preciseert artikel 59, eerste zin, van verordening nr. 207/2009 dat „[e]en ieder die partij is in een procedure welke tot een beslissing heeft geleid, [...] hiertegen in beroep [kan] gaan voor zover hij bij die beslissing in het ongelijk gesteld is”. Uit deze bepaling volgt dat partijen in een procedure bij het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) slechts tegen een door de lagere instantie genomen beslissing kunnen opkomen bij de kamer van beroep, voor zover hun vorderingen of verzoeken bij deze beslissing zijn afgewezen. Voor zover een partij bij de beslissing van de lagere instantie integendeel in het gelijk is gesteld, kan zij geen beroep bij de kamer van beroep instellen.

Uit artikel 59, eerste zin, van verordening nr. 207/2009 volgt dat wanneer de onderzoeker een gemeenschapsmerkaanvraag enkel voor de in deze aanvraag vermelde waren afwijst en hij daarentegen inschrijving toestaat voor de in deze aanvraag opgegeven diensten, het door de merkaanvrager bij de kamer van beroep ingestelde beroep enkel rechtsgeldig betrekking kan hebben op de weigering van de onderzoeker om inschrijving van de in de merkaanvraag vermelde waren toe te staan. De toewijzing van deze aanvraag door de onderzoeker wat de diensten betreft, kan echter niet rechtmatig het voorwerp vormen van een door de betrokken merkaanvrager bij de kamer van beroep ingesteld beroep.

(cf. punten 21‑24)

2.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 32)

3.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 33)

4.      Het woordteken NEO, waarvan inschrijving is aangevraagd voor waren die tot de klassen 7 en 12 in de zin van de Overeenkomst van Nice behoren, is uit het oogpunt van het relevante publiek dat modern Grieks spreekt, beschrijvend in de zin van artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 207/2009 inzake het gemeenschapsmerk.

Aangaande het gebruik van het teken NEO in modern Grieks voor de in de merkaanvraag vermelde waren moet worden geoordeeld dat de relevante consument zonder ingewikkelde overpeinzingen uit de term „neo” als zodanig zal afleiden dat deze term naar iets nieuw en modern verwijst, of naar iets dat aan de laatste technologische ontwikkelingen beantwoordt, en dat dit teken in die taal simpelweg een lofbetuiging verwoordt en ertoe strekt de positieve eigenschappen van de door het aangevraagde merk aangeduide waren te benadrukken.

Het doet dienaangaande niet ter zake dat het relevante publiek daarbij bijzonder aandachtig is. Het is in dit verband ook irrelevant dat het teken waarvan inschrijving is aangevraagd, in hoofdletters wordt geschreven en in de vorm van een slagzin moet worden gebruikt. Een woordmerk is immers een merk dat uitsluitend bestaat uit letters, woorden of verbindingen van woorden, geschreven in drukletters in een normaal lettertype, zonder speciale grafische elementen. De bescherming waartoe de inschrijving van een woordmerk leidt, heeft betrekking op het woord dat in de merkaanvraag is aangegeven en niet op de bijzondere grafische of stilistische aspecten waarvan dit merk eventueel is voorzien.

Deze vaststelling van het beschrijvende karakter van het teken NEO vormt op zich een voldoende grond om te oordelen dat dit teken voor het relevante publiek in modern Grieks tevens onderscheidend vermogen mist in de zin van artikel 7, lid 1, sub b, van verordening nr. 207/2009 met betrekking tot de waren waarvoor inschrijving van het merk is aangevraagd.

(cf. punten 37‑40, 44)

5.      Er bestaat een zekere overlapping tussen de respectieve werkingssfeer van artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 207/2009 inzake het gemeenschapsmerk en die van artikel 7, lid 1, sub b, van deze verordening doordat de tekens met een beschrijvend karakter in de zin van artikel 7, lid 1, sub c, van die verordening eveneens elk onderscheidend vermogen missen in de zin van artikel 7, lid 1, sub b, van dezelfde verordening. Laatstgenoemde bepaling verschilt van eerstgenoemde doordat zij ziet op alle omstandigheden waarin een teken de waren of diensten van een onderneming niet kan onderscheiden van die van andere ondernemingen.

(cf. punt 42)

6.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 50)

7.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 53)

8.      Artikel 112, lid 2, sub b, van verordening nr. 207/2009 inzake het gemeenschapsmerk brengt voor het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) enkel de verplichting mee om een beslissing van het Bureau volgens welke in een lidstaat voor de aanvraag of voor het gemeenschapsmerk een grond voor weigering, verval of nietigheid van toepassing is, inhoudelijk in acht te nemen.

Deze bepaling kan er daarentegen niet toe leiden dat wordt afgeweken van artikel 7, lid 2, van verordening nr. 207/2009, dat bepaalt dat de absolute weigeringsgronden waarin lid 1 van dit artikel voorziet, ook van toepassing zijn indien die weigeringsgronden slechts in een deel van de Unie bestaan. Indien artikel 112, lid 2, sub b, van verordening nr. 207/2009 aldus wordt uitgelegd dat de kamer van beroep, wanneer zij uitspraak doet op een beroep tegen de afwijzing van een merkaanvraag door de onderzoeker op grond dat het aangevraagde merk een beschrijvend karakter heeft en onderscheidend vermogen mist in de zin van artikel 7, lid 1, sub b en c, van verordening nr. 207/2009, een omstandig onderzoek dient te verrichten betreffende het onderscheidend vermogen van het teken in alle lidstaten, zelfs indien het duidelijk is dat dit teken in de perceptie van het relevante publiek voor de in de merkaanvraag aangeduide waren en diensten beschrijvend van aard is in de taal van één lidstaat, wordt afbreuk gedaan aan de draagwijdte van de in artikel 7, lid 2, van verordening nr. 207/2009 vastgestelde regel.

Hieruit volgt dat niets erop wijst dat artikel 112, lid 2, sub b, van verordening nr. 207/2009, juncto artikel 75 van deze verordening er eveneens toe strekt, de kamer van beroep in het kader van haar beslissing over een beroep tegen de afwijzing van een merkaanvraag door de onderzoeker op grond dat het aangevraagde merk een beschrijvend karakter heeft en onderscheidend vermogen mist in een deel van de Unie in de zin van artikel 7, lid 1, sub b en c, en lid 2 van verordening nr. 207/2009, de verplichting op te leggen een omstandig onderzoek te verrichten betreffende de mate waarin het teken voor de in de merkaanvraag aangeduide waren en diensten onderscheidend vermogen heeft in alle lidstaten.

(cf. punten 56‑58)

9.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 62)