Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Administrativen sad Haskovo (Bulgarije) op 13 juni 2023 – VU / Teritorialna direktsia Mitnitsa Burgas kam Agentsia „Mitnitsi”

(Zaak C-372/23, Teritorialna direktsia Mitnitsa Burgas)

Procestaal: Bulgaars

Verwijzende rechter

Administrativen sad Haskovo

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: VU

Verwerende partij: Teritorialna direktsia Mitnitsa Burgas kam Agentsia „Mitnitsi”

Prejudiciële vragen

1.    Moet artikel 15 juncto artikel 42, lid 1, van verordening (EU) nr. 952/20131 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een nationale regeling zoals die van artikel 233, lid 1, van de Zakon za mitnitsite (douanewet) (hierna: „ZM”) juncto artikel 7 van de Zakon za administrativnite narushenia i nakazania (wet inzake bestuursrechtelijke overtredingen en bestuurlijke sancties) (hierna: „ZANN”), die bepaalt dat in gevallen waarin als gevolg van een gebrek aan zorgvuldigheid een douanerechtelijke overtreding is begaan doordat de voorgeschreven wijze van aangifte van over de staatsgrens vervoerde goederen niet in acht is genomen, een sanctie voor niet opzettelijk gepleegde smokkel wordt opgelegd? Is een nationale regeling geoorloofd die in dergelijke gevallen toestaat dat de overtreding wordt gekwalificeerd als onachtzaam gepleegde douanesmokkel, of is opzet een dwingend bestanddeel van douanesmokkel?

2.    Moet artikel 42, lid 1, van verordening (EU) nr. 952/2013 aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een nationale regeling zoals die van artikel 233, lid 1, ZM juncto artikel 7 ZANN, volgens welke een eerste overtreding die onder het begrip „douanesmokkel” valt, ongeacht of deze opzettelijk of uit onachtzaamheid wordt begaan, met steeds dezelfde even hoge sanctie wordt bestraft, namelijk een „geldboete” van 100 % tot 200 % van de douanewaarde van het voorwerp van de overtreding?

3.    Moet artikel 42, lid 2, van verordening (EU) nr. 952/2013 aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een nationale bepaling zoals die van artikel 233, lid 6, ZM, die als aanvullende bestuurlijke sanctie voorziet in de confiscatie (ontneming van eigendom ten gunste van de staat) van de goederen of voorwerpen die het voorwerp van de overtreding waren en waarvan het bezit niet verboden is? Is de confiscatie van het voorwerp van de overtreding geoorloofd wanneer de geconfisqueerde goederen toebehoren aan een andere persoon dan de overtreder?

4.    Moet artikel 42, lid 1, van verordening (EU) nr. 952/2013 juncto artikel 49, lid 3, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie aldus worden uitgelegd dat een nationale regeling zoals die van artikel 233, lid 6, ZM – die naast de sanctie „geldboete” als aanvullende sanctie voorziet in de confiscatie (ontneming van eigendom ten gunste van de staat) van de goederen of voorwerpen die het voorwerp van de overtreding waren en waarvan het bezit niet verboden is – omdat er sprake is van een onevenredige sanctionerende ingreep in het eigendomsrecht die niet in verhouding staat tot het nagestreefde legitieme doel, in de volgende gevallen ontoelaatbaar is: in het algemeen in gevallen waarin de geconfisqueerde goederen die het voorwerp van de overtreding waren, toebehoren aan de overtreder, en in gevallen waarin zij toebehoren aan een derde die niet de overtreder is, en in het bijzonder wanneer de overtreder de overtreding niet opzettelijk maar uit onachtzaamheid heeft begaan?

5.    Moet artikel 5, [punt] 3, van verordening (EU) nr. 952/2013, juncto artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, aldus worden uitgelegd dat de autoriteiten die douanecontroles verrichten, de bepalingen van de Europese Code van goed administratief gedrag, in het bijzonder de artikelen 6 tot en met 10 daarvan, moeten naleven en dat een nationale regeling zoals die van artikel 233, lid 1, ZM, juncto artikel 7, lid 2, ZANN, ontoelaatbaar is, op grond waarvan aan personen die formeel en uit onachtzaamheid de douanewetgeving hebben overtreden, sancties wegens opzettelijk gedrag kunnen worden opgelegd en op grond van artikel 233, lid 6, ZM ten gunste van de staat de confiscatie van het voorwerp van de overtreding dat aan een derde toebehoort, kan worden bevolen, zonder dat de uit onachtzaamheid handelende persoon vooraf is geïnstrueerd over de wijze waarop hij zich in overeenstemming met de wet dient te gedragen en hoe hij zijn documenten voor het vervoer van goederen over een buitengrens van de Europese Unie op de wettelijk voorgeschreven wijze dient in te vullen?

____________

1 PB 2013, L 269, blz. 1.