Language of document :

Hogere voorziening, ingesteld op 26 februari 2021 door Changmao Biochemical Engineering Co. Ltd tegen het arrest van het Gerecht (Derde kamer) van 16 december 2020 in zaak T-541/18, Changmao Biochemical Engineering/Commissie

(Zaak C-123/21 P)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Changmao Biochemical Engineering Co. Ltd (vertegenwoordigers: K. Adamantopoulos, dikigoros, P. Billiet, advocaat)

Andere partijen in de procedure: Europese Commissie, Distillerie Bonollo SpA, Industria Chimica Valenzana (ICV) SpA en Caviro Distillerie Srl

Conclusies

het arrest van het Gerecht van 16 december 2020 in zaak T-541/18 vernietigen;

de door rekwirante in het kader van haar beroep bij het Gerecht geformuleerde vorderingen toewijzen en de bestreden verordening1 op grond van artikel 61 van het Statuut van het Hof van Justitie nietig verklaren voor zover zij betrekking heeft op rekwirante of, subsidiair, in haar geheel nietig verklaren, en

verweerster en interveniënten verwijzen in rekwirantes kosten die verband houden met deze hogere voorziening en met de procedure bij het Gerecht in zaak T-541/18, of

subsidiair, de zaak terugverwijzen naar het Gerecht voor een uitspraak over bepaalde dan wel alle door rekwirante aangevoerde middelen, voor zover de stand van de procedure dit rechtvaardigt, en

de beslissing omtrent de kosten aanhouden.

Middelen en voornaamste argumenten

Eerste middel: het Gerecht heeft in de punten 64, 65 en 74 van het bestreden arrest blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat de rechtmatigheid van op grond van artikel 2, lid 7, van de basisverordening2 vastgestelde Unierechtelijke handelingen niet kan worden getoetst aan het Protocol inzake de toetreding van de Volksrepubliek China tot de Wereldhandelsorganisatie (hierna: „Toetredingsprotocol”). Subsidiair heeft het Gerecht in het bestreden arrest blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door niet te erkennen dat artikel 2, lid 7, van de basisverordening een uitzondering op artikel 2, leden 1 tot en met 6, van de basisverordening vormt die concreet enkel mag worden toegepast op invoer uit China in de Europese Unie overeenkomstig paragraaf 15, onder a), ii), en d), van het Toetredingsprotocol zolang deze bepalingen van kracht zijn. Doordat de Commissie in het geval van rekwirante Argentinië als referentieland heeft gebruikt, heeft zij zowel het Unierecht als het recht van de Wereldhandelsorganisatie geschonden. Deze benadering heeft ertoe geleid dat de Commissie een zeer hoge dumpingmarge voor rekwirante heeft vastgesteld, terwijl er geen enkele dumpingmarge zou zijn geweest indien de Commissie in de plaats daarvan artikel 2, leden 1 tot en met 6, van de basisverordening op rekwirante zou hebben toegepast.

Tweede middel: het Gerecht heeft in de punten 103, 106, 109 tot en met 112, 114, 116, 117, 120 en 121 van het bestreden arrest blijk gegeven van een kennelijk onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat de Commissie artikel 3, leden 1, 2 en 5, en artikel 11, leden 2 en 9, van de basisverordening niet had geschonden en dat zij evenmin in de op haar rustende verplichtingen op het gebied van zorgvuldigheid en behoorlijk bestuur was tekortgeschoten doordat zij bij haar beoordeling van de situatie van de wijnsteenzuurbedrijfstak van de Unie geen rekening had gehouden met de prestaties en de commerciële activiteiten van Distilerie Mazzari, de grootste, meest winstgevende en meest succesvolle wijnsteenzuurproducent van de Unie, noch met het feit dat ondoordachte investeringsbeslissingen van bepaalde wijnsteenzuurproducenten van de Europese Unie negatieve gevolgen hadden voor hun prestaties.

Derde middel: het Gerecht heeft in de punten 138, 139, 145 tot en met 147, 150 en 152 van het bestreden arrest blijk gegeven van een kennelijk onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat de Commissie artikel 3, leden 1, 2 en 5, en artikel 11, lid 2, van de basisverordening niet had geschonden en dat zij evenmin in de op haar rustende verplichtingen op het gebied van zorgvuldigheid en behoorlijk bestuur was tekortgeschoten doordat zij bij haar beoordeling van de waarschijnlijkheid dat de schade zich zal herhalen, had geweigerd rekening te houden met de activiteiten van Hangzhou Bioking – de grootste Chinese exporteur van wijnsteenzuur naar de Europese Unie – alsook met de gevolgen van klimatologische veranderingen en met de verschillen tussen het eindgebruik van synthetisch en natuurlijk geproduceerd wijnsteenzuur.

Vierde middel: het Gerecht heeft in de punten 171 en 173 tot en met 177 van het bestreden arrest blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door tot de slotsom te komen dat de Commissie rekwirante in casu tijdig in kennis had gesteld van al de voornaamste feiten en overwegingen. Indien de Commissie de krachtens artikel 3, lid 2, artikel 11, lid 2, artikel 6, lid 7, artikel 19, leden 2 en 4, en artikel 20, leden 2 en 4, van de basisverordening alsook de artikelen 6.4 en 6.2 van de antidumpingovereenkomst van de Wereldhandelsorganisatie op haar rustende verplichtingen was nagekomen, zou rekwirante nuttige opmerkingen hebben ingediend bij de Commissie. Dit zou hebben geleid tot andere en voor rekwirante gunstige vaststellingen betreffende de kwetsbaarheid van de Unie en de waarschijnlijkheid dat de schade zich zal herhalen.

Daarnaast voert rekwirante aan dat het Gerecht in de punten 187, 188 en 189 van het bestreden arrest blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting bij zijn beoordeling – in het licht van artikel 296 VWEU – van rekwirantes argumenten die respectievelijk betrekking hebben op (1) het ontbreken van een rechtsgrondslag voor de toepassing van artikel 2, lid 7, van de basisverordening in de litigieuze verordening, (2) de situatie van de wijnsteenzuurbedrijfstak van de Unie en (3) de waarschijnlijkheid dat de schade zich zal herhalen en de relevantie van de prestaties van Hangzhou Bioking. Deze argumenten hadden moeten worden behandeld in verband met rekwirantes eerste respectievelijk vierde middel zoals deze middelen zijn uiteengezet in het bij het Gerecht ingediende verzoekschrift.

____________

1 Uitvoeringsverordening (EU) 2018/921 van de Commissie van 28 juni 2018 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op wijnsteenzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad (PB 2018, L 164, blz. 14).

2 Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (PB 2016, L 176, blz. 21).