Language of document : ECLI:EU:T:2024:267

Voorlopige editie

ARREST VAN HET GERECHT (Achtste kamer)

24 april 2024 (*)

„Uniemerk – Oppositieprocedure – Aanvraag voor Uniewoordmerk Joyful by nature – Ouder Uniewoordmerk JOY – Relatieve weigeringsgrond – Afbreuk aan de reputatie – Artikel 8, lid 5, van verordening (EU) 2017/1001 – Bewijs van de bekendheid – Ongerechtvaardigd voordeel uit het onderscheidend vermogen of de reputatie van het oudere merk”

In zaak T‑157/23,

Kneipp GmbH, gevestigd te Würzburg (Duitsland), vertegenwoordigd door M. Pejman, advocaat,

verzoekster,

tegen

Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO), vertegenwoordigd door E. Markakis als gemachtigde,

verweerder,

andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO:

Jean Patou, gevestigd te Parijs (Frankrijk),

wijst

HET GERECHT (Achtste kamer),

samengesteld als volgt: A. Kornezov, president, K. Kecsmár (rapporteur) en S. Kingston, rechters,

griffier: V. Di Bucci,

gezien de stukken,

gelet op het feit dat partijen geen verzoek tot vaststelling van een terechtzitting hebben ingediend binnen de termijn van drie weken nadat de sluiting van de schriftelijke behandeling is betekend en na te hebben besloten om overeenkomstig artikel 106, lid 3, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht uitspraak te doen zonder mondelinge behandeling,

het navolgende

Arrest (1)

[omissis]

 Conclusies van partijen

11      Verzoekster verzoekt het Gerecht:

–        de bestreden beslissing te vernietigen, voor zover daarbij haar beroep tegen de beslissing van de oppositieafdeling van 28 februari 2022 is verworpen;

–        het EUIPO te verwijzen in de kosten van de procedure bij het Gerecht en van de oppositieprocedure.

12      Het EUIPO verzoekt het Gerecht:

–        het beroep te verwerpen;

–        verzoekster te verwijzen in de kosten indien er een terechtzitting wordt gehouden.

 In rechte

[omissis]

 Bekendheid van het oudere merk en bewijslast inzake de bekendheid

[omissis]

22      Vervolgens moet worden gepreciseerd dat de bekendheid van een ouder merk moet vaststaan op de datum waarop de merkaanvraag wordt ingediend [arrest van 5 oktober 2020, Laboratorios Ern/EUIPO – SBS Bilimsel Bio Çözümler (apiheal), T‑51/19, niet gepubliceerd, EU:T:2020:468, punt 112]. Documenten van na die datum verliezen hun bewijswaarde evenwel niet indien daaruit conclusies kunnen worden getrokken over de situatie op die datum. A priori kan niet worden uitgesloten dat een document dat enige tijd voor of na die datum is opgesteld, nuttige aanwijzingen kan bevatten, gelet op het feit dat de bekendheid van een merk in het algemeen geleidelijk wordt verworven. De bewijswaarde van een dergelijk document kan variëren naarmate er meer of minder tijd ligt tussen de periode waarop het document betrekking heeft en de datum van indiening [zie arrest van 16 oktober 2018, VF International/EUIPO – Virmani (ANOKHI), T‑548/17, niet gepubliceerd, EU:T:2018:686, punt 104 en aldaar aangehaalde rechtspraak; zie ook, naar analogie, beschikking van 27 januari, La Mer Technology, C‑259/02, EU:C:2004:50, punt 31].

[omissis]

33      Op basis van deze documenten en de door het parfum Joy gewonnen prestigieuze prijzen en onderscheidingen kan worden vastgesteld dat het oudere merk in een wezenlijk deel van de Unie algemeen bekend is bij het grote publiek voor de waren waarop het is aangebracht, ook al zijn deze onderscheidingen enkele jaren geleden toegekend en zijn de verkoopcijfers tussen 2013 en 2018 gedaald. In dit laatste verband zij opgemerkt dat het oudere merk in ieder geval in het verleden een grote mate van bekendheid heeft genoten. Gesteld al dat zij in de loop der jaren is afgenomen, bestond deze bekendheid nog steeds op de datum van indiening van de merkaanvraag in 2019, zodat op die datum sprake was van een zekere „resterende” bekendheid [zie in die zin arrest van 8 mei 2014, Simca Europe/BHIM – PSA Peugeot Citroën (Simca), T‑327/12, EU:T:2014:240, punten 46, 49 en 52].

[omissis]

37      In de tweede plaats stelt verzoekster voorts dat de kamer van beroep is uitgegaan van de bekendheid van het oudere merk en ten onrechte heeft gepreciseerd dat het aan verzoekster stond om te bewijzen dat het oudere merk tussen 2018 en de datum van indiening van de merkaanvraag, te weten 29 november 2019, sterk aan bekendheid had ingeboet.

38      Zoals aangegeven in de in punt 22 supra aangehaalde rechtspraak, kan niet a priori worden uitgesloten dat een document dat enige tijd voor of na de datum van indiening van de merkaanvraag is opgesteld nuttige aanwijzingen kan bevatten, gelet op het feit dat de bekendheid van een merk in het algemeen geleidelijk wordt. Dezelfde redenering geldt voor het verlies van bekendheid, dat over het algemeen ook geleidelijk geschiedt. De bewijswaarde van een dergelijk document kan variëren naarmate er meer of minder tijd ligt tussen de periode waarop het document betrekking heeft en de datum van indiening.

39      Bewijzen die dateren van voor de datum van indiening van de litigieuze merkaanvraag verliezen hun bewijswaarde dus niet op de enkele grond dat de datum ervan vijf jaar vóór die van indiening van de aanvraag ligt (arrest van 5 oktober 2020, apiheal, T‑51/19, niet gepubliceerd, EU:T:2020:468, punt 112).

40      Uit de rechtspraak blijkt ook dat de bewijslast van de bekendheid op de houder van het oudere merk rust [zie arrest van 5 oktober 2022, Puma/EUIPO – CMS (CMS Italy), T‑711/20, niet gepubliceerd, EU:T:2022:604, punt 83 en aldaar aangehaalde rechtspraak].

41      In casu heeft de kamer van beroep in punt 34 van de bestreden beslissing eraan herinnerd dat de inschrijvingsaanvraag op 29 november 2019 was ingediend en heeft zij benadrukt dat de meeste overgelegde bewijzen betrekking hadden op de periode tussen 2013 en 2017 en een deel ervan terugging tot 1990, 2000 of 2006, maar dat de bewijzen in feite aanwijzingen bevatten over de voortdurende inspanningen van de andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO om haar marktaandeel in 2018 te behouden. Zij heeft daaraan toegevoegd dat „bekendheid zelden in één keer verloren gaat, maar dat het veeleer om een continu proces over een lange periode gaat, aangezien bekendheid in het algemeen over meerdere jaren wordt opgebouwd en niet zomaar kan worden geactiveerd en gedeactiveerd” en dat „[h]et bovendien aan verzoekster staat om een zo sterk verlies van bekendheid over een korte periode te bewijzen”.

42      Anders dan verzoekster stelt, vormt deze beoordeling dus geen omkering van de bewijslast en is zij in overeenstemming met de in de punten 38 tot en met 40 hierboven aangehaalde rechtspraak. Bij gebreke van concrete bewijzen waaruit blijkt dat de door het oudere merk gedurende vele jaren geleidelijk verworven bekendheid plotseling is verdwenen in de loop van het laatste onderzochte jaar, mocht de kamer van beroep zich immers op het standpunt stellen dat het oudere merk nog bekend was op de relevante datum van 29 november 2019 (zie naar analogie arrest van 7 januari 2004, Aalborg Portland e.a./Commissie, C‑204/00 P, C‑205/00 P, C‑211/00 P, C‑213/00 P, C‑217/00 P en C‑219/00 P, EU:C:2004:6, punt 79).

[omissis]

HET GERECHT (Achtste kamer),

rechtdoende, verklaart:

1)      Het beroep wordt verworpen.

2)      Elke partij draagt haar eigen kosten.

Kornezov

Kecsmár

Kingston

Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 24 april 2024.

ondertekeningen


*      Procestaal: Engels.


1      Enkel de punten van dit arrest waarvan het Gerecht publicatie nuttig acht, worden weergegeven.