Language of document :

Beroep ingesteld op 6 april 2010 - Confederación de Cooperativas Agrarias de España en CEPES / Commissie

(Zaak T-156/10)

Procestaal: Spaans

Partijen

Verzoekende partijen: Confederación de Cooperativas Agrarias de España (Madrid, Spanje), Confederación Empresarial Española de la Economía Social (CEPES) (Madrid, Spanje) (vertegenwoordigers: M. Araujo Boyd en M. Muñoz de Juan, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

de in dit beroep aangevoerde middelen tot nietigverklaring ontvankelijk en gegrond verklaren;

artikel 1 van de bestreden beschikking nietig verklaren;

subsidiair, artikel 4 van de bestreden beschikking nietig verklaren, en

de Commissie verwijzen in de kosten van deze procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Het onderhavige beroep is gericht tegen de beschikking van de Commissie van 15 december 2009 (steunmaatregel nr. C 22/2001) betreffende de steunmaatregelen van Spanje voor de landbouwsector naar aanleiding van de stijging van de brandstofprijzen. Bij deze beschikking worden bepaalde steunmaatregelen voor de landbouwsector die zijn opgenomen in Real Decreto-Ley 10/2000 de medidas urgentes de apoyo a los sectores agrario, pesquero y del transporte (koninklijk wetsbesluit 10/2000 betreffende dringende steunmaatregelen voor de landbouw-, visserij- en vervoersector) van 6 oktober1, en die door Spanje zijn aangemeld op 29 september 2000, met de gemeenschappelijke markt onverenigbaar verklaard en wordt de terugvordering ervan gelast.

Die maatregelen waren reeds het voorwerp van een eerste beschikking van de Commissie van 11 november 2001 ("oorspronkelijke beschikking"), waarin werd verklaard dat "de steunmaatregelen voor de landbouwcoöperaties vastgesteld in Real Decreto-Ley 10/2000 [...] geen staatssteun zijn in de zin van artikel 87, lid 1, EG". Deze oorspronkelijke beschikking is bij arrest van 12 december 20062 nietig verklaard wegens schending van de motiveringsplicht, omdat de Commissie in haar beschikking niet voldoende rekening had gehouden met het eventuele effect van andere belastingen dan de vennootschapsbelasting op het belastingstelsel voor coöperaties. Vervolgens heeft de Commissie op 15 december 2009, zonder een nieuw besluit tot inleiding van de procedure aan te nemen, de bestreden beschikking vastgesteld.

Verzoeksters voeren vijf middelen tot nietigverklaring aan:

Het eerste stelt schending door de Commissie van het recht van de belanghebbenden bij de procedure om te worden gehoord, aangezien de Commissie de bestreden beschikking, waarin totaal andere conclusies worden getrokken dan in de oorspronkelijke beschikking, heeft vastgesteld zonder de formele procedure te hebben heropend en zonder de belanghebbenden in de gelegenheid te hebben gesteld hun opmerkingen in te dienen.

In het tweede middel wordt de Commissie verweten af te wijken van het bevel in het arrest in zaak T-146/03, waarbij alleen de ontoereikende motivering van bepaalde aspecten van de oorspronkelijke beschikking is afgekeurd. In plaats van deze punten te verbeteren, heeft de Commissie elementen van haar oorspronkelijke beschikking die niet door de rechter werden gelaakt, gewijzigd. Door zo te handelen schendt de Commissie de beginselen van rechtszekerheid en van het gewettigd vertrouwen van de betrokkenen.

Ten derde komen verzoeksters op tegen de kwalificatie van de maatregel als staatssteun, in de mening dat het niet voldoende is te stellen dat landbouwcoöperaties die hun werkzaamheden niet 100 % met hun vennoten uitoefenen (zuiver onderlinge coöperatie) een "voordeel" genieten omdat zij fiscaal anders worden behandeld dan vennootschappen, waarbij wordt voorbijgegaan aan het feit dat coöperaties en kapitaalvennootschappen zich niet in een feitelijk of juridisch vergelijkbare situatie bevinden. Bovendien, zelfs indien deze vergelijking wordt aanvaard - quod non - houdt het belastingstelsel voor coöperaties geen voordeel in, maar vertoont het verschillen op grond van de opzet en de aard van het Spaanse belastingstelsel, zoals de Commissie zelf heeft erkend in de oorspronkelijke beschikking, die het arrest van 12 december 2006 op dit punt ongemoeid heeft gelaten.

Als vierde, subsidiaire middel, voeren verzoeksters aan dat de motivering door de Commissie ontoereikend is, dat de Commissie de verenigbaarheid van de maatregel in het licht van artikel 107, lid 3, sub c, VWEU verkeerd heeft beoordeeld, en dat deze maatregel verenigbaar had moeten worden verklaard.

Ten slotte komen verzoeksters op tegen het bevel tot terugvordering in de bestreden beschikking.

____________

1 - Boletín Oficial del Estado nr. 241/2000 van 7 oktober, blz. 34614.

2 - Zaak T-146/03, Jurispr. blz. II-98.