Language of document : ECLI:EU:C:2012:484

Zaak C‑44/11

Finanzamt Frankfurt am Main V-Höchst

tegen

Deutsche Bank AG

(verzoek van het Bundesfinanzhof om een prejudiciële beslissing)

„Richtlijn 2006/112/EG – Artikel 56, lid 1, sub e – Artikel 135, lid 1, sub f en g – Vrijstelling van vermogensbeheer van waardepapieren (portefeuillebeheer)”

Samenvatting van het arrest

1.        Harmonisatie van de belastingwetgeving – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde – Dienstverrichtingen – Handelingen die uit verschillende elementen bestaan – Handeling die als één enkele prestatie moet worden beschouwd – Vermogensbeheer van waardepapieren

2.        Harmonisatie van de belastingwetgeving – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde – Vrijstellingen – Handelingen inzake waardepapieren – Beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen – Begrippen – Vermogensbeheer van waardepapieren – Daarvan uitgesloten

(Richtlijn 2006/112 van de Raad, art. 135, lid 1, sub f en g)

3.        Fiscale bepalingen – Harmonisatie van wetgevingen – Omzetbelasting – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde – Dienstverrichtingen – Bepaling van fiscaal aanknopingspunt – Bankverrichtingen, financiële verrichtingen en verzekeringsverrichtingen met inbegrip van herverzekeringsverrichtingen – Begrip – Vermogensbeheer van waardepapieren – Daaronder begrepen

(Richtlijn 2006/112 van de Raad, art. 56, lid 1, sub e)

1.        Vermogensbeheer van waardepapieren, waarbij een belastingplichtige tegen vergoeding naar eigen inzicht over de koop en de verkoop van waardepapieren beslist en deze beslissing door de koop en de verkoop van waardepapieren uitvoert, bestaat uit twee elementen die zo nauw verbonden zijn dat zij, objectief gezien, één enkele economische prestatie vormen.

(cf. punt 29, dictum 1)

2.        Artikel 135, lid 1, sub f of g, van richtlijn 2006/112 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde moet aldus worden uitgelegd dat vermogensbeheer van waardepapieren niet krachtens deze bepaling van belasting over de toegevoegde waarde is vrijgesteld.

De vrijstelling van artikel 135, lid 1, sub g, van richtlijn 2006/112 geldt voor die handelingen die specifiek zijn voor de activiteit van gemeenschappelijke beleggingsfondsen. Het gaat in concreto om gemeenschappelijke fondsen waarin een groot aantal beleggingen is samengevoegd en gespreid over verschillende waardepapieren, die doeltreffend kunnen worden beheerd met het oog op een optimaal resultaat en waarin de individueel belegde bedragen betrekkelijk klein kunnen zijn. Deze fondsen beheren hun beleggingen in eigen naam en voor eigen rekening, terwijl elke belegger een deelneming in het fonds, maar niet de beleggingsproducten zelf van het fonds bezit. Vermogensbeheer van waardepapieren heeft daarentegen over het algemeen betrekking op de activa van één individu, die een betrekkelijk hoge totale waarde moeten hebben, wil het beheer ervan rendabel zijn. De portefeuillebeheerder koopt en verkoopt beleggingsproducten in naam en voor rekening van de belegger, die tijdens de gehele duur van de overeenkomst alsook bij de beëindiging ervan eigenaar blijft van de verschillende persoonlijke waardepapieren.

Wat de draagwijdte van artikel 135, lid 1, sub f, van richtlijn 2006/112 betreft, zij opgemerkt dat onder handelingen inzake aandelen en andere waardepapieren verrichtingen op de markt voor waardepapieren dienen te worden verstaan en dat de handel in waardepapieren verrichtingen omvat die de rechtsbetrekkingen en de financiële relaties tussen partijen wijzigen. De uitdrukking „handelingen inzake waardepapieren” in de zin van deze bepaling ziet dus op handelingen die de rechten en verplichtingen van partijen inzake waardepapieren kunnen doen ontstaan, wijzigen of doen tenietgaan. Vermogensbeheer van waardepapieren bestaat daarentegen in wezen uit twee elementen, namelijk de analyse van en het toezicht op het vermogen van de belegger, enerzijds, en de eigenlijke koop en verkoop van effecten, anderzijds. De analyse van en het toezicht op het vermogen impliceert niet noodzakelijkerwijs handelingen die de rechten en verplichtingen van partijen inzake waardepapieren kunnen doen ontstaan, wijzigen of doen tenietgaan. Aangezien deze dienst voor de toepassing van de btw slechts in zijn geheel in aanmerking kan worden genomen, kan hij niet vallen binnen de werkingssfeer van artikel 135, lid 1, sub f, van richtlijn 2006/112.

(cf. punten 31, 33‑34, 36‑39, 43, 46, dictum 2)

3.        Artikel 56, lid 1, sub e, van richtlijn 2006/112 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde moet aldus worden uitgelegd dat het niet enkel van toepassing is op de in artikel 135, lid 1, sub a tot en met g, van deze richtlijn genoemde handelingen, maar ook op het vermogensbeheer van waardepapieren.

(cf. punt 55, dictum 3)