Language of document :

Beroep ingesteld op 7 maart 2022 – Ecocert India/Commissie

(Zaak T-123/22)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Ecocert India Pte Ltd (Gurugram, India) (vertegenwoordigers: Y. Martinet, D. Todorova en J. Sohm, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

artikel 1, juncto punt 5 van bijlage I, voor zover het betrekking heeft op India, van uitvoeringsverordening (EU) 2021/2325 van de Commissie van 16 december 2021 tot vaststelling, op grond van verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad, van de lijst van derde landen en van de lijst van controleautoriteiten en controleorganen die op grond van artikel 33, leden 2 en 3, van verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad zijn erkend met het oog op de invoer van biologische producten in de Unie1 , nietig verklaren voor zover daarin Ecocert India Private Limited wordt verwijderd van de lijst met voor India erkende controleorganen, die geaccrediteerd zijn voor het uitvoeren van controles en voor het afgeven van inspectiecertificaten waarmee toestemming wordt verleend om uit India ingevoerde waren in de Europese Unie in het vrije verkeer te brengen als biologische producten, en

de Commissie verwijzen in alle kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van het beroep voert verzoekster vier middelen aan.

Verweerster was niet bevoegd om verzoekster te verwijderen van de lijst van erkende Indiase controleorganen.

Verweerster is op grond van artikel 33, lid 2, van verordening (EG) nr. 834/20071 en artikel 7 van verordening (EG) nr. 1235/20082 bevoegd om een lijst van erkende derde landen op te stellen, die te vinden is in bijlage III van verordening nr. 1235/2008. Alleen de bevoegde autoriteit van het betrokken derde land kan echter controleorganen accrediteren of hun accreditatie intrekken. Door verzoekster te verwijderen van de lijst van erkende controleorganen, heeft verweerster haar bevoegdheid overschreden en artikel 33, lid 2, van verordening (EG) nr. 834/2007, juncto artikel 7 van verordening (EG) nr. 1235/2008 geschonden. Daarenboven is de bepaling waar verweerster verordening (EU) 2021/2325 op heeft gebaseerd, namelijk artikel 3, onder a), van gedelegeerde verordening (EU) 2021/1342 van de Commissie van 27 mei 20213 , pas op 1 januari 2022 in werking getreden.

Verweerster heeft wezenlijke vormvoorschriften geschonden.

Door te besluiten verzoekster te verwijderen van de lijst van Indiase controleorganen op basis van de in bijlage III bij verordening (EG) nr. 1235/2008 gepubliceerde lijst (van erkende derde landen), heeft verweerster haar alle procedurele waarborgen ontnomen, aangezien individuele controleorganen bij toepassing van deze rechtsgrondslag niet kunnen worden gehoord voordat er jegens hen een negatief besluit wordt genomen.

Verweerster heeft de feiten kennelijk onjuist opgevat en het bewijs niet gecontroleerd en heeft bij de vaststelling van verordening (EU) 2021/2325 blijk gegeven van een beoordelingsfout.

Eerste onderdeel van het derde middel: verweerster heeft verzuimd in aanmerking te nemen dat verzoekster niet op de hoogte was van het gebruik van ethyleenoxide als ontsmettingsmiddel tegen salmonella toen dit gebeurde.

Tweede onderdeel van het derde middel: verweerster heeft niet de juiste conclusies getrokken uit het feit dat verzoekster alle noodzakelijke herstelmaatregelen had genomen.

Derde onderdeel van het derde middel: verweerster heeft de door de bevoegde Indiase autoriteit (APEDA) opgelegde sancties niet in aanmerking genomen.

Verweerster heeft het beginsel van bescherming van het gewettigd vertrouwen, het evenredigheidsbeginsel en het non-discriminatiebeginsel geschonden.

Eerste onderdeel van het vierde middel: schending van het evenredigheidsbeginsel, aangezien de verwijdering van verzoekster van de lijst van erkende controleorganen onevenredig was aan de vastgestelde onregelmatigheden en daarbij geen rekening werd gehouden met het tijdsverschil en met de passende corrigerende maatregelen.

Tweede onderdeel van het vierde middel: schending van de beginselen van gelijke behandeling en non-discriminatie, aangezien verweerster op discriminatoire wijze heeft besloten alleen de certificering van bepaalde controleorganen in te trekken, terwijl andere entiteiten dezelfde onregelmatigheden hadden begaan, hetgeen heeft geleid tot oneerlijke mededinging tussen controleorganen van derde landen.

Derde onderdeel van het vierde middel: schending van het beginsel van bescherming van het gewettigd vertrouwen, aangezien het feit dat verzoekster sinds 2006 herhaaldelijk is opgenomen op de lijst van controleorganen een situatie tot stand heeft gebracht waarin een gewettigd vertrouwen kon ontstaan, waaraan verzoekster voorbij is gegaan. De verwijdering van verzoekster van de lijst van Indiase controleorganen was gebaseerd op een onduidelijke en onvoorspelbare wettelijke bepaling.

____________

1 PB 2021, L 465, blz. 8.

1 Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 2092/91 (PB 2007, L 189, blz. 1).

1 Verordening (EG) nr. 1235/2008 van de Commissie van 8 december 2008 houdende bepalingen ter uitvoering van verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad wat de regeling voor de invoer van biologische producten uit derde landen betreft (PB 2008, L 334, blz. 25).

1 Gedelegeerde verordening (EU) 2021/1342 van de Commissie van 27 mei 2021 tot aanvulling van verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad met voorschriften inzake de informatie die door derde landen en door controleautoriteiten en controleorganen moet worden verzonden met het oog op het toezicht op hun erkenning uit hoofde van artikel 33, leden 2 en 3, van verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad voor ingevoerde biologische producten en de maatregelen die bij de uitoefening van dat toezicht moeten worden genomen (PB 2021, L 292, blz. 20).