Language of document : ECLI:EU:T:2014:995

Zaak T‑272/12

Energetický a průmyslový holding a.s.

en

EP Investment Advisors s.r.o.

tegen

Europese Commissie

„Mededinging – Administratieve procedure – Besluit houdende vaststelling van een weigering om zich aan een inspectie te onderwerpen en houdende oplegging van een geldboete – Artikel 23, lid 1, sub c, van verordening (EG) nr. 1/2003 – Vermoeden van onschuld – Rechten van de verdediging – Evenredigheid – Motiveringsplicht”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 26 november 2014

1.      Mededinging – Geldboeten – Geldboete voor procedurele inbreuk – Opzettelijk of uit onachtzaamheid begane inbreuk – Besluit houdende vaststelling van een weigering om zich aan een inspectie te onderwerpen – Bewijslast rustend op Commissie – Grenzen

(Verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 23, lid 1, sub c)

2.      Mededinging – Geldboeten – Geldboete voor procedurele inbreuk – Opzettelijk of uit onachtzaamheid begane inbreuk – Besluit houdende vaststelling van een weigering om zich aan een inspectie te onderwerpen – Geen vervolging voor inbreuk op de mededingingsregels – Geen invloed op de kwalificatie van de procedure inbreuk

(Art. 101 VWEU en 102 VWEU; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 20 en 23, lid 1, sub c)

3.      Mededinging – Administratieve procedure – Eerbiediging van de rechten van de verdediging – Volledig beroep op die rechten voor de betrokken onderneming pas mogelijk na toezending van de mededeling van punten van bezwaar – Verplichting voor de Commissie om de onderneming in de fase van de eerste jegens haar getroffen maatregel in kennis te stellen van het voorwerp en het doel van het onderzoek

(Verordening nr. 1/2003 van de Raad)

4.      Mededinging – Administratieve procedure – Inspectiebevoegdheid van de Commissie – Besluit waarbij een inspectie wordt gelast – Motiveringsplicht – Omvang

(Verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 20, lid 4)

5.      Mededinging – Administratieve procedure – Mededeling van punten van bezwaar – Vereiste inhoud – Eerbiediging van de rechten van de verdediging – Bewijzen die in aanmerking kunnen worden genomen

(Verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 27)

6.      Mededinging – Geldboeten – Geldboete voor procedurele inbreuk – Bedrag – Vaststelling – Criteria – Ontbreken van richtsnoeren – Verplichting tot motivering van het besluit houdende oplegging van een geldboete – Omvang

(Verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 23, lid 1, sub c)

7.      Mededinging – Geldboeten – Geldboete voor procedurele inbreuk – Bedrag – Vaststelling – Criteria – Zwaarte van de inbreuk – Beoordelingsmarge van de Commissie – Grenzen – Eerbiediging van het evenredigheidsbeginsel

(Verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 23, lid 1, sub c)

8.      Mededinging – Geldboeten – Geldboete voor procedurele inbreuk – Bedrag – Vaststelling – Criteria – Duur van de inbreuk

(Verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 23, leden 1, sub c, en 3)

1.      Op het gebied van de mededinging kan de Commissie, zoals uit de bewoordingen van artikel 23, lid 1, sub c, van verordening nr. 1/2003 blijkt, geldboeten opleggen wanneer ondernemingen zich opzettelijk of uit onachtzaamheid niet aan een inspectie onderwerpen. Dit is een van de twee gevallen waarin op grond van die bepaling een geldboete kan worden opgelegd. De Commissie draagt de bewijslast daarvan. Volgens die bepaling dient de Commissie aldus te bewijzen dat toegang is verleend tot de gegevens in een geblokkeerde e-mailaccount, maar dient zij niet aan te tonen dat die gegevens zijn gemanipuleerd of gewist.

(cf. punten 37, 39)

2.      Het feit dat de Commissie na een inspectie op grond van artikel 20 van verordening nr. 1/2003 een onderneming niet heeft vervolgd wegens schending van materieel recht in de zin van artikel 101 VWEU, is niet relevant voor de kwalificatie van de procedurele inbreuk bestaande in een weigering van die onderneming om zich aan die inspectie te onderwerpen. Gelet op het feit dat de inspectiebeschikkingen aan het begin van het onderzoek worden gegeven, kan in die fase geen sprake zijn van een definitieve beoordeling of de handelingen of besluiten van de entiteiten tot wie de beschikking is gericht, of van andere entiteiten, kunnen worden aangemerkt als overeenkomsten tussen ondernemingen, besluiten van ondernemersverenigingen of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die in strijd zijn met artikel 101, lid 1, VWEU, dan wel als feitelijke gedragingen als bedoeld in artikel 102 VWEU.

(cf. punt 55)

3.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 66, 67)

4.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 68, 69, 72, 73, 75)

5.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 85)

6.      Op het gebied van de mededinging is de Commissie, omdat zij geen richtsnoeren met een berekeningsmethode heeft vastgesteld waaraan zij bij de oplegging van geldboeten krachtens artikel 23, lid 1, sub c, van verordening nr. 1/2003 zou zijn gebonden, niet verplicht het basisbedrag van de geldboete of de omvang van de eventuele verzwaring of verzachting in absolute getallen of in percentages vast te stellen, mits haar redenering ter zake van de vaststelling van het bedrag van de geldboete duidelijk en ondubbelzinnig tot uitdrukking komt in het besluit houdende oplegging van de geldboete.

(cf. punt 101)

7.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 104‑113)

8.      Artikel 23, lid 3, van verordening nr. 1/2003 bepaalt dat bij de vaststelling van het bedrag van de geldboete zowel met de zwaarte als met de duur van de inbreuk rekening dient te worden gehouden. Deze bepaling maakt geen onderscheid tussen geldboeten die wegens schending van het materiële recht worden opgelegd, en geldboeten wegens procedurele inbreuken, zodat de Commissie bij de vaststelling van het bedrag van de geldboete rekening mag houden met de duur van de procedurele inbreuk.

(cf. punt 116)