Language of document : ECLI:EU:T:2012:653

ARREST VAN HET GERECHT (Kamer voor hogere voorzieningen)

6 december 2012

Zaak T‑630/11 P

Peter Strobl

tegen

Europese Commissie en

Raad van de Europese Unie

„Hogere voorziening – Openbare dienst – Ambtenaren – Aanwerving – Algemeen vergelijkend onderzoek – Kandidaten die vóór inwerkingtreding van het nieuwe Statuut op lijst van geschikte kandidaten zijn geplaatst – Kennisgeving van vacature – Aanstelling – Indeling in rang volgens nieuwe, minder gunstige regels – Artikel 12 van bijlage XIII bij het Statuut – Onjuiste rechtsopvatting – Motiveringsplicht van het Gerecht voor ambtenarenzaken”

Betreft:      Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Tweede kamer) van 29 september 2011, Strobl/Commissie (F‑56/05), en strekkende tot vernietiging van dat arrest.

Beslissing:      De hogere voorziening wordt afgewezen. Strobl zal zijn eigen kosten dragen alsmede de kosten die de Europese Commissie in het kader van deze procedure heeft gemaakt. De Raad van de Europese Unie zal zijn eigen kosten dragen.

Samenvatting

1.      Hogere voorziening – Memorie van antwoord van interveniënt – Vormvereisten – Formulering van conclusies – Algemene verwijzing naar document van andere partij dat niet bij memorie van antwoord is gevoegd – Niet-ontvankelijkheid

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 141, leden 1 en 2, sub c en d, en 142, lid 1, sub a)

2.      Hogere voorziening – Middelen – Ontbreken van aanwijzing van gestelde onjuiste rechtsopvatting – Niet-ontvankelijkheid

(Art. 257 VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, art. 21 en bijlage I, art. 11; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 138, lid 1, eerste alinea, sub c)

3.      Beroep tot nietigverklaring – Bevoegdheid van de Unierechter – Conclusies strekkende tot bevel aan instelling – Niet-ontvankelijkheid

(Art. 263 VWEU)

4.      Handelingen van de instellingen – Vermoeden van geldigheid – Gevolgen

(Art. 288 VWEU)

5.      Hogere voorziening – Middelen – Middel voor het eerst aangevoerd in hogere voorziening – Niet-ontvankelijkheid

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 48, lid 2, 139, lid 2, en 144)

6.      Hogere voorziening – Middelen – Middel aangevoerd tegen rechtsoverweging van arrest die niet noodzakelijk is voor onderbouwing van dictum daarvan – Falend middel

7.      Gerechtelijke procedure – Motivering van arresten – Omvang – Verplichting om over elke gestelde rechtsschending uitspraak te doen

(Statuut van het Hof van Justitie, art. 36 en bijlage I, art. 7, lid 1)

8.      Hogere voorziening – Middelen – Ontoereikende of tegenstrijdige motivering – Ontvankelijkheid

(Statuut van het Hof van Justitie, art. 36 en bijlage I, art. 7, lid 1)

9.      Gerechtelijke procedure – Inleidend verzoekschrift – Vormvereisten – Summiere uiteenzetting van aangevoerde middelen – Geen – Niet-ontvankelijkheid – In later ingediende memorie opgenomen argumenten – Geen invloed

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken, art. 35, lid 1, sub e)

1.      Krachtens artikel 141, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht kan iedere partij in de procedure voor het Gerecht voor ambtenarenzaken een memorie van antwoord indienen binnen twee maanden te rekenen vanaf de betekening van het verzoekschrift. Voor de nuttige werking van die memorie dient de partij die de memorie indient daarin in beginsel haar standpunt inzake de hogere voorziening te vermelden, door om de volledige of gedeeltelijke afwijzing daarvan te verzoeken of door er zich geheel of gedeeltelijk bij aan te sluiten, of zelfs door een incidentele hogere voorziening in te stellen. Al deze vorderingen worden bedoeld in artikel 142, lid 1, sub a, van voornoemd Reglement voor de procesvoering. Zo bepaalt artikel 141, lid 2, sub c en d, van het Reglement voor de procesvoering dat de memorie van antwoord alle essentiële elementen dient te bevatten die de Unierechter in staat stellen om zich hierover uit te spreken, te weten, inzonderheid, de „conclusies” en de „aangevoerde middelen en argumenten rechtens”.

Een memorie van antwoord van een interveniënt die zich beperkt tot een algemene verwijzing naar een memorie van antwoord van een andere partij die niet in een bijlage is opgenomen en waarvan derhalve niet is vastgesteld dat zij op alle punten overeenstemt met de door die andere partij ter griffie van het Gerecht ingediende memorie van antwoord, voldoet niet aan de vereisten van artikel 141, lid 2, sub c en d, van het Reglement voor de procesvoering en dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard. Een dergelijke verwijzing kan namelijk niet tot gevolg hebben dat de in de memorie van antwoord van die partij vervatte conclusies en juridische argumenten worden geïntegreerd in de memorie van antwoord van de interveniënt, noch, a fortiori, het feit verhelen dat die memorie niet de wezenlijke elementen bevat die daarin ingevolge artikel 141, lid 2, sub c en d, van het Reglement voor de procesvoering moeten zijn opgenomen.

(cf. punten 37‑39)

Referentie:

Hof 11 mei 2006, Sunrider/BHIM, C‑416/04 P, Jurispr. blz. I‑4237, punt 30

Gerecht 14 december 2005, Honeywell/Commissie, T‑209/01, Jurispr. blz. II‑5527, punten 57 en 63‑68 en aldaar aangehaalde rechtspraak

2.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 41‑43)

Referentie:

Gerecht 12 maart 2008, Rossi Ferreras/Commissie, T‑107/07 P, JurAmbt. blz. I‑B‑1‑5 en II‑B‑1‑31, punt 27 en aldaar aangehaalde rechtspraak

3.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 46)

Referentie:

Hof 22 januari 2004, Mattila/Raad en Commissie, C‑353/01 P, Jurispr. blz. I‑1073, punt 15 en aldaar aangehaalde rechtspraak

4.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 55)

Referentie:

Gerecht 24 november 2010, Marcuccio/Commissie, T‑9/09 P, punt 37

5.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 57)

Referentie:

Hof 1 juni 1994, Commissie/Brazzelli Lualdi e.a., C‑136/92 P, Jurispr. blz. I‑1981, punt 59

6.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 63)

Referentie:

Hof 29 april 2004, Commissie/CAS Succhi di Frutta, C‑496/99 P, Jurispr. blz. I‑3801, punt 68 en aldaar aangehaalde rechtspraak

7.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 75)

Referentie:

Gerecht 19 november 2009, Michail/Commissie, T‑49/08 P, JurAmbt. blz. I‑B‑1‑121 en II‑B‑1‑739, punt 51 en aldaar aangehaalde rechtspraak; Gerecht 19 november 2009, Michail/Commissie, T‑50/08 P, JurAmbt. blz. I‑B‑1‑127 en II‑B‑1‑775, punten 41 en 42 en aldaar aangehaalde rechtspraak

8.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 76)

Referentie:

Hof 8 februari 2007, Groupe Danone/Commissie, C‑3/06 P, Jurispr. blz. I‑1331, punt 45 en aldaar aangehaalde rechtspraak

9.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 81)

Referentie:

Hof 3 mei 2012, World Wide Tobacco España/Commissie, C‑240/11 P, punt 38

Gerecht 24 maart 2011, Legris Industries/Commissie, T‑376/06, niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 31