Beschikking van de president van het Gerecht van 16 februari 2017 –
Gollnisch/Parlement
(Zaak T‑624/16 R)
„Kort geding – Lid van het Europees Parlement – Invordering door compensatie van de vergoedingen die zijn gestort voor de terugbetaling van kosten voor parlementaire assistentie – Verzoek tot opschorting van tenuitvoerlegging – Geen spoedeisendheid”
1. Kort geding – Opschorting van tenuitvoerlegging – Voorlopige maatregelen – Voorwaarden voor toekenning – „Fumus boni juris” – Spoedeisendheid – Ernstige en onherstelbare schade – Cumulatieve voorwaarden – Afweging van alle betrokken belangen – Volgorde van onderzoek en wijze van toetsing – Beoordelingsbevoegdheid van de rechter in kort geding
(Art. 256, lid 1, VWEU, 278 VWEU en 279 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 156, lid 3)
(zie punten 16‑18)
2. Kort geding – Opschorting van tenuitvoerlegging – Voorlopige maatregelen – Voorwaarden voor toekenning – Spoedeisendheid – Ernstige en onherstelbare schade – Bewijslast – Financiële schade – Verplichting om concrete en nauwkeurige aanwijzingen te verstrekken, gestaafd door gedetailleerde documenten
(Art. 256, lid 1, VWEU, 278 VWEU en 279 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 156, lid 3)
(zie punten 23, 24)
3. Kort geding – Opschorting van tenuitvoerlegging – Voorlopige maatregelen – Voorwaarden voor toekenning – Spoedeisendheid – Ernstige en onherstelbare schade – Bewijslast – Zuiver hypothetische schade, gebaseerd op toekomstige en onzekere gebeurtenissen – Ontoereikend ter rechtvaardiging van spoedeisendheid – Debetnota van een instelling zonder uitvoerbaar karakter – Geen spoedeisendheid
(Art. 278 VWEU, 279 VWEU en 299, eerste alinea, VWEU; verordening nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad, art. 79, lid 2)
(zie punten 25, 49, 50, 57)
4. Europees Parlement – Bevoegdheden – Vaststelling van uitvoerbare besluiten waarbij de adressaten een geldelijke verplichting wordt opgelegd – Daarvan uitgesloten – Gevolgen
(Art. 299 VWEU)
(zie punten 51, 52)
Voorwerp
| Verzoek krachtens de artikelen 278 en 279 VWEU tot opschorting van de tenuitvoerlegging van het besluit van de secretaris-generaal van het Europees Parlement van 1 juli 2016 inzake de invordering bij verzoekster van een bedrag van 275 984,23 EUR, van de debetnota 2016‑916 van 5 juli 2016 ter uitvoering van dat besluit, en van de mededeling van die handelingen van de directeur-generaal financiën van 6 juli 2016 |
Dictum
1) | | De vordering in kort geding wordt afgewezen. |
2) | | De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden. |