Language of document :

Beroep ingesteld op 14 oktober 2013 – Frankrijk / Commissie

(Zaak T-549/13)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Franse Republiek (vertegenwoordigers: G. De Bergues, D. Colas en C. Candat, gemachtigden)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

uitvoeringsverordening (EU) nr. 689/2013 van de Commissie van 18 juli 2013 tot vaststelling van de uitvoerrestituties in de sector vlees van pluimvee nietig te verklaren;

de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij twee middelen aan.

Eerste middel, ontleend aan schending van de motiveringsplicht, aangezien de Commissie haar redenering niet duidelijk en ondubbelzinnig tot uitdrukking heeft gebracht en bijgevolg de betrokkenen niet in staat heeft gesteld de rechtvaardigingsgronden van de bestreden verordening te kennen. De verzoekende partij voert aan:

dat de verplichting tot motivering van de bestreden verordening des te fundamenteler was daar de Commissie bij de vaststelling van de bestreden verordening over een ruime beoordelingsmarge beschikte, en voorts,

dat de Commissie haar beweegredenen met zoveel woorden diende te vermelden aangezien de bestreden verordening, door de uitvoerrestituties in de sector vlees van pluimvee op nihil te stellen, veel verder ging dan de eerdere verordeningen in deze sector.

Tweede middel, dat uiteenvalt in twee onderdelen en is ontleend aan schending van artikel 164, lid 3, van de integrale GMO-verordening1 , doordat is aangenomen dat de marktsituatie en de interne en internationale context ten tijde van de vaststelling van de bestreden verordening rechtvaardigden dat de uitvoerrestituties in de sector vlees van pluimvee op nihil werden gesteld. De verzoekende partij voert aan dat:

de Commissie de marktsituatie kennelijk onjuist heeft beoordeeld;

de Commissie de grenzen van haar beoordelingsbevoegdheid kennelijk heeft overschreden door bij de vaststelling van de bestreden verordening rekening te houden met de recente hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en met de lopende onderhandelingen in het kader van de WHO, hetgeen elementen zijn die niet zijn vermeld onder de in artikel 164, lid 3, van de integrale GMO-verordening limitatief opgesomde elementen.

____________

1     Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (PB L 299, blz. 1).