Language of document :

Beroep ingesteld op 25 februari 2011 - Giordano / Commissie

(Zaak T-114/11)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Jean-François Giordano (Sète, Frankrijk) (vertegenwoordigers: D. Rigeade en J. Jeanjean, avocats)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

vast te stellen dat de heer Jean-François GIORDANO schade heeft geleden door de vaststelling van verordening (EG) nr. 530/2008 van 12 juni 2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen;

de Commissie van de Europese Gemeenschappen te veroordelen tot het betalen aan de heer Jean-François GIORDANO van een schadevergoeding ten bedrage van EUR 542 594, vermeerderd met de wettelijke rente en de kapitalisatie van deze rente;

de Commissie van de Europese Gemeenschappen te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Tot staving van haar beroep voert verzoekster vijf middelen aan:

Eerste middel: schending van artikel 7, lid 1, van de verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid1, en kennelijke beoordelingsfout voor zover de Commissie alleen noodmaatregelen kan nemen indien het bewijs is geleverd van een ernstige bedreiging voor de instandhouding van levende aquatische hulpbronnen. Verzoekster betoogt dat de Commissie niet heeft aangetoond dat er in het visseizoen 2008 voor blauwvintonijn overbevissing is geweest.

Tweede middel: schending van het recht te werken en een beroep uit te oefenen krachtens artikel 15, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, voor zover de verordening nr. 530/2008 een beperking van de activiteit van verzoekster heeft meegebracht.

Derde middel: schending van het rechtszekerheidsbeginsel, voor zover de maatregel of de verordening nr. 530/2008 vanaf 16 juni 2008 een verbod heeft ingesteld op de visserij van blauwvintonijn, terwijl deze in Frankrijk was toegelaten tot 30 juni 2008.

Vierde middel: schending van het beginsel van gewettigd vertrouwen daar verzoekster er op goede gronden op mocht vertrouwen dat zij haar visserijactiviteit tot 30 juni 2008 kon uitoefenen, voor zover de visserij van blauwvintonijn in Frankrijk aanvankelijk tot 30 juni 2008 was toegestaan.

5.    Vijfde middel: schending van het eigendomsrecht, voor zover de verordening nr. 530/2008 een verplichte stopzetting van de activiteit van visserij van blauwvintonijn van verzoekster tot gevolg had, terwijl zij over een door het ministerie van Landbouw en Visserij voor de periode van 1 april 2008 tot 30 juni 2008 verleende visvergunning beschikte - vergunning die een wezenlijk element vormt van het economische belang van verzoekster. Verzoekster betoogt:

-    dat zij ernstige economische schade heeft geleden in haar beroepsuitoefening daar de gevangen blauwvintonijn een "eigendom" is in de zin van artikel 1 van het protocol (nr. 1) bij het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentale Vrijheden, en

-    dat het gaat om een virtuele schuldvordering, voor zover verzoekster er op goede gronden op mocht vertrouwen.

____________

1 - PB L 358, blz. 59.