Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Consiglio di Stato (Italië) op 9 maart 2022 – Sad Trasporto Locale SpA / Provincia autonoma di Bolzano

(Zaak C-186/22)

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Consiglio di Stato

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Sad Trasporto Locale SpA

Verwerende partij: Provincia autonoma di Bolzano

Prejudiciële vragen

1)    Moet artikel 1, lid 2, van verordening (EG) nr. 1370/20071 aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan de toepassing van deze verordening op de exploitatie van nationale en internationale openbare diensten voor multimodaal personenvervoer waarbij ten eerste de openbaarvervoersdienst met het oog op de gunning ervan een geheel vormt en wordt verricht per tramweg, kabelspoorweg en kabelbaan, en ten tweede het spoorvervoer meer dan 50 % uitmaakt van de dienst die volledig en als één geheel aan de exploitant wordt toevertrouwd?

2)    Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord en verordening nr. 1370/2007 wordt geacht ook van toepassing te zijn op de exploitatie van nationale en internationale openbare diensten voor multimodaal personenvervoer waarbij ten eerste de openbaarvervoersdienst met het oog op de gunning ervan een geheel vormt en wordt verricht per tramweg, kabelspoorweg en kabelbaan, en ten tweede het spoorvervoer meer dan 50 % uitmaakt van de dienst die volledig en als één geheel aan de exploitant wordt toevertrouwd, moet dan artikel 5, leden 1 en 2, van verordening nr. 1370/2007 aldus worden uitgelegd dat ook met betrekking tot de onderhandse gunning aan een interne exploitant van een openbaredienstcontract dat personenvervoer per tram omvat, de rechtsvorm van de gunningshandeling moet worden nagegaan, met als gevolg dat handelingen die niet de vorm aannemen van een contract voor dienstenconcessies zijn uitgesloten van het toepassingsgebied van artikel 5, lid 2, van verordening nr. 1370/2007?

3)    Indien de tweede vraag bevestigend wordt beantwoord, moet dan artikel 5, punt 1, onder b), en punt 2, van richtlijn 2014/23/EU1 aldus worden uitgelegd dat de overdracht aan de begunstigde van het operationeel risico dat inherent is aan de exploitatie van de diensten uitgesloten moet worden geacht wanneer de te gunnen overeenkomst: a) gebaseerd is op de bruto kosten, waarbij de inkomsten toekomen aan de aanbestedende dienst; b) voor de exploitant, als exploitatie-inkomsten, uitsluitend voorziet in een door de [aanbestedende] dienst betaalde vergoeding, die in verhouding staat tot de omvang van de verleende diensten (waarbij het vraagrisico dus wordt uitgesloten); c) het operationeel vraagrisico (als gevolg van de verlaging van de vergoedingen wegens een vermindering van het dienstenvolume over vooraf vastgestelde grenzen heen), het regelgevingsrisico (wegens wijzigingen van de wet- of regelgeving, alsmede wegens vertraagde afgifte van vergunningen en/of certificaten door bevoegde autoriteiten), het financiële risico (wegens niet-betaling of te late betaling van de vergoedingen, alsmede wegens het niet aanpassen van de vergoedingen), alsmede het risico van overmacht (als gevolg van een niet te voorziene wijziging van de voorwaarden voor de verlening van de dienst) laat rusten op de aanbestedende dienst; alsmede d) het operationeel aanbodrisico (als gevolg van fluctuerende kosten van factoren waarover de exploitant geen controle heeft – elektriciteit, grondstoffen, materialen), het risico van de arbeidsverhoudingen (als gevolg van wijzigingen in de personeelskosten krachtens collectieve onderhandelingen), het exploitatierisico (dat voortvloeit uit een negatieve dynamiek van de exploitatiekosten wegens onjuiste ramingen), alsmede het maatschappelijke en milieurisico (dat voortvloeit uit incidenten tijdens de uitvoering die betrekking hebben op voor de dienstverlening functionele activa) overdraagt aan de begunstigde?

4)    Tot slot, moeten de artikel 107, lid 1, VWEU en artikel 108, lid 3, VWEU aldus worden uitgelegd dat in het kader van een onderhandse gunning van een openbaredienstcontract voor personenvervoer door een bevoegde plaatselijke overheid aan een interne exploitant, staatssteun vormt dat onderworpen is aan de procedure van voorafgaande controle als bedoeld in artikel 108, lid 3, VWEU een compensatie voor openbaredienstverplichtingen die wordt berekend op basis van exploitatiekosten die, hoewel zij verband houden met de voorzienbare dienstvereisten, ten eerste zijn vastgesteld rekening houdend met de historische kosten van de dienst die werd verricht door de vorige exploitant, waaraan een concessie voor diensten was verleend die voor meer dan tien jaar was verlengd, en ten tweede in verhouding staan tot kosten of tegenprestaties die eveneens betrekking hebben op de vorige gunning, althans zien op standaardmarktparameters die voor alle exploitanten in de sector gelden?

____________

1     Verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 1191/69 van de Raad en verordening (EEG) nr. 1107/70 van de Raad (PB 2007, L 315, blz. 1).

1     Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van concessieovereenkomsten (PB 2014, L 94, blz. 1).