Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Amtsgericht München (Duitsland) op 11 maart 2022 – SO / Scalable Capital GmbH

(Zaak C-189/22)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Amtsgericht München

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: SO

Verwerende partij: Scalable Capital GmbH

Prejudiciële vragen

1)    Moet artikel 82 van de algemene verordening gegevensbescherming1 aldus worden uitgelegd dat het recht op schadevergoeding, met inbegrip van de vaststelling van de hoogte ervan, geen punitief karakter heeft, met name dat het geen algemene of specifieke afschrikkende werking heeft, maar dat het recht op schadevergoeding slechts een compenserende functie en in sommige gevallen een genoegdoeningsfunctie heeft?

2.a)    Moet voor de vaststelling van het recht op vergoeding voor immateriële schade ervan worden uitgegaan dat het ook een individuele genoegdoeningsfunctie heeft, die in casu moet worden opgevat als het strikt persoonlijke belang van de gelaedeerde dat het schadeveroorzakende gedrag wordt bestraft, of heeft het enkel een compenserende functie, die in casu moet worden begrepen als het compenseren van de geleden nadelige gevolgen?

2.b.1)    Indien moet worden aangenomen dat het recht op vergoeding voor immateriële schade zowel een compenserende functie als een genoegdoeningsfunctie heeft, moet dan bij de vaststelling ervan worden aangenomen dat de compenserende functie structureel voorrang heeft op de genoegdoeningsfunctie, of althans dat de verhouding tussen die twee functies een verhouding van regel en uitzondering is? Betekent dit dat er slechts sprake is van een genoegdoeningsfunctie wanneer inbreuken opzettelijk zijn begaan of het gevolg van grove nalatigheid zijn?

2.b.2)    Indien het recht op vergoeding voor immateriële schade geen genoegdoeningsfunctie heeft, wordt dan bij de vaststelling ervan alleen aan opzettelijke of grove nalatige inbreuken in verband met de gegevensbescherming meer gewicht toegekend bij de beoordeling van de schadeveroorzakende handelingen?

3)    Moet de vergoeding voor immateriële schade worden vastgesteld op basis van een structurele rangorde of althans een verhouding van regel en uitzondering, waarbij aan de ervaren nadelige gevolgen van een inbreuk in verband met de gegevensbescherming minder belang wordt toegekend dan aan de met lichamelijke letsels verbonden nadelige gevolgen en pijn?

4)    Indien moet worden aangenomen dat er schade is ontstaan, kan een nationale rechter dan in het licht van het niet-ernstige karakter van de schade een schadevergoeding toekennen die materieel gering is en derhalve door de gelaedeerde of in het algemeen als louter symbolisch wordt ervaren?

5)    Moet voor het begrip van de vergoeding voor immateriële schade bij de beoordeling van de gevolgen ervan worden aangenomen dat er slechts sprake is van identiteitsdiefstal in de zin van overweging 75 van de algemene verordening gegevensbescherming wanneer een delinquent de identiteit van de betrokkene daadwerkelijk heeft aangenomen, met andere woorden dat hij zich op een of andere wijze heeft uitgegeven voor de betrokkene, of houdt het enkele feit dat delinquenten inmiddels over gegevens beschikken op basis waarvan de betrokkene kan worden geïdentificeerd, reeds een dergelijke identiteitsdiefstal in?

____________

1 Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB 2016, L 119, blz. 1).