Language of document : ECLI:EU:T:2015:711

Zaak T‑89/13

Calestep, SL

tegen

Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA)

„REACH – Voor registratie van een stof verschuldigde vergoeding – Lagere vergoeding voor kleine, middelgrote en micro-ondernemingen – Onjuiste aangifte van de grootte van de onderneming – Besluit waarbij een vergoeding voor administratieve kosten wordt opgelegd – Aanbeveling 2003/361/EG – Beroep rechtens kennelijk ongegrond”

Samenvatting – Beschikking van het Gerecht (Zesde kamer) van 16 september 2015

1.      Beroep tot nietigverklaring – Voorwaarden voor ontvankelijkheid – Bevoegdheid van de rechter van de Unie – Ambtshalve onderzoek

(Art. 263 VWEU)

2.      Beroep tot nietigverklaring – Bevoegdheid van de rechter van de Unie – Beroep tegen een besluit van het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) waarbij de lagere vergoeding voor kleine ondernemingen aan de aanvrager van een registratie is geweigerd – Ontvankelijkheid

(Art. 263 VWEU; verordening nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad, art. 6, lid 4, 91, lid 1, en 94, lid 1; verordening nr. 340/2008 van de Commissie, art. 13, lid 4)

3.      Gerechtelijke procedure – Inleidend verzoekschrift – Vormvereisten – Voorwaarden in verband met de ondertekenaar – Hoedanigheid van derde ten opzichte van de partijen – Begrip

(Statuut van het Hof van Justitie, art. 19 en 53; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 51, lid 1)

4.      Harmonisatie van de wetgevingen – Registratie, beoordeling en autorisatie van chemische stoffen – REACH-verordening – Aan het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) verschuldigde vergoedingen – Lagere vergoeding voor kleine ondernemingen – Begrip kleine onderneming – Onderneming met meer dan 50 werkzame personen – Daarvan uitgesloten

(Verordening nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad, art. 6, lid 4; aanbeveling 2003/361 van de Commissie, bijlage, art. 2, lid 2)

1.      De bevoegdheid van de rechter van de Unie is een vraag van openbare orde en kan dus ambtshalve door hem in behandeling worden genomen.

(cf. punt 16)

2.      De rechter van de Unie is bevoegd kennis te nemen van een beroep tegen een besluit van het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) dat is genomen op grond van artikel 13, lid 4, van verordening nr. 340/2008 betreffende de aan ECHA te betalen vergoedingen krachtens verordening nr. 1907/2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), waarbij is vastgesteld dat een aanvrager van de registratie van stoffen krachtens verordening nr. 1907/2006 niet aan de voorwaarden voldoet om in aanmerking te komen voor de lagere vergoeding voor kleine ondernemingen als bedoeld in artikel 6, lid 4, van deze verordening, en hem een vergoeding voor administratieve kosten is opgelegd.

Artikel 94, lid 1, van de verordening nr. 1907/2006 bepaalt namelijk dat tegen beslissingen van de kamer van beroep of, bij ontbreken van recht op beroep bij deze kamer, tegen beslissingen van ECHA, bij het Gerecht of het Hof van Justitie beroep kan worden ingesteld overeenkomstig artikel 263 VWEU. In dat verband bepaalt artikel 91, lid 1, van deze verordening dat alleen tegen de besluiten van ECHA overeenkomstig artikel 9, artikel 20, artikel 27, lid 6, artikel 30, leden 2 en 3, en artikel 51 van verordening nr. 1907/2006 beroep kan worden ingesteld bij de kamer van beroep. Deze bepalingen hebben betrekking op besluiten die geen verband houden met de in artikel 6, lid 4, van deze verordening bedoelde vergoeding die door kleine ondernemingen moet worden betaald.

(cf. punten 17‑20, 22)

3.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 28, 29)

4.      Volgens artikel 2, lid 2, van de bijlage bij aanbeveling 2003/361 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen, is een kleine onderneming een onderneming waar minder dan 50 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet of het jaarlijkse balanstotaal 10 miljoen EUR niet overschrijdt. Uit de bewoordingen van deze bepaling vloeit voort dat de criteria in verband met het aantal werkzame personen enerzijds, en de financiële drempels anderzijds, in het kader van artikel 2, lid 2, van deze bijlage, cumulatief zijn. Dat vloeit duidelijk voort uit het gebruik van het voegwoord „en”, dat aanduidt dat de criteria cumulatief zijn, in tegenstelling tot het gebruik van het voegwoord „of”, dat aangeeft dat zij alternatief zijn.

Daarenboven is het criterium van het aantal werkzame personen bepalend bij de beslissing of een onderneming een middelgrote, kleine of micro-onderneming is in de zin van aanbeveling 2003/361. Voorts moet – ofschoon de lidstaten, de Europese Investeringsbank en het Europese Investeringsfonds krachtens artikel 2 van aanbeveling 2003/361 lagere drempels kunnen vaststellen, of voor de tenuitvoerlegging van sommige beleidsmaatregelen het financiële criterium zelfs niet hoeven te gebruiken – het criterium van het aantal werkzame personen steeds worden gebruikt. Met betrekking tot een onderneming die het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) verzoekt om de verlaging van de vergoeding voor kleine ondernemingen van artikel 6, lid 4, van verordening nr. 1907/2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), is een uitlegging die er in wezen op neer komt dat een onderneming waar meer dan 50 personen werkzaam zijn als een kleine onderneming in de zin van aanbeveling 2003/361 zou kunnen worden beschouwd, dan ook kennelijk onjuist.

(cf. punten 39‑41, 43)