Language of document : ECLI:EU:T:2011:62

BESCHIKKING VAN DE PRESIDENT VAN DE EERSTE KAMER VAN HET GERECHT

28 februari 2011 (*)

„Interventie”

In zaak T‑436/10,

HIT Groep BV, gevestigd te Haarlem (Nederland), vertegenwoordigd door G. van der Wal, G. Oosterhuis en H. S. J. Albers, advocaten,

verzoekster,

tegen

Europese Commissie, vertegenwoordigd door P. J. O. Van Nuffel, S. Noë en V. Bottka als gemachtigden,

verweerster,

betreffende een beroep tot nietigverklaring van besluit C(2010) 4387 def. van de Commissie van 30 juni 2010 inzake een procedure op grond van artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-Overeenkomst (zaak COMP/38.344 – Spanstaal), voor zover dit betrekking heeft op verzoekster, en subsidiair, een verzoek tot verlaging van de aan verzoekster opgelegde geldboete,

geeft

DE PRESIDENT VAN DE EERSTE KAMER VAN HET GERECHT

de navolgende

Beschikking

 Feiten en procesverloop

1        Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Gerecht op 15 september 2010, heeft verzoekster, HIT Groep BV („HIT Groep”) beroep ingesteld tot nietigverklaring van besluit C(2010) 4387 def. van de Commissie van 30 juni 2010 inzake een procedure op grond van artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-Overeenkomst (zaak COMP/38.344 – Spanstaal), voor zover dit haar betreft, en subsidiair verzocht om verlaging van de haar opgelegde geldboete (hierna: „bestreden besluit”).

2        Bij akte, neergelegd ter griffie van het Gerecht op 24 december 2010, heeft Nedri Spanstaal BV („Nedri”) verzocht in de onderhavige zaak te worden toegelaten tot interventie aan de zijde van verweerster. Dit verzoek tot interventie is aan partijen betekend overeenkomstig artikel 116, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht.

3        Bij akte, neergelegd ter griffie van het Gerecht op 13 januari 2011, heeft de Commissie geen bezwaar gemaakt tegen dit verzoek tot interventie.

4        Bij akte, neergelegd ter griffie van het Gerecht op 17 januari 2011, heeft HIT Groep het Gerecht verzocht het verzoek tot interventie van Nedri af te wijzen en haar te verwijzen in de kosten van dat verzoek.

 Argumenten betreffende het belang bij de beslissing van het geding

5        Ter rechtvaardiging van een belang bij de beslissing van het geding voert Nedri om te beginnen aan dat HIT Groep met haar beroep nietigverklaring vordert van artikel 1, punt 9, sub b, van het bestreden besluit, waarin de Commissie vaststelt dat HIT Groep inbreuk heeft gepleegd op artikel 101 VWEU en artikel 53 EER-Overeenkomst in de periode van 1 januari 1998 tot 17 januari 2002, alsmede nietigverklaring van artikel 2, punt 9, van dit besluit, waarin de Commissie HIT Groep een geldboete oplegt van 6 934 000 EUR (5 056 500 + 1 877 500 EUR), waarbij Nedri voor 5 056 500 EUR hoofdelijk aansprakelijk is voor de betaling van deze geldboete. Tevens blijkt volgens haar uit het bestreden besluit dat HIT Groep van 1 mei 1987 tot 1 mei 1994 en van 31 december 1997 tot 17 januari 2002 de enige eigenaar van Nedri was en dat kan worden vermoed dat HIT Groep van 31 december 1997 tot 17 januari 2002 een beslissende invloed op Nedri uitoefende (zie punten 804 en 805 van het bestreden besluit). Aangezien HIT Groep aanvoert dat zij niet aansprakelijk is voor deze kartelgedragingen of althans dat de haar opgelegde geldboete moet worden verlaagd, betoogt Nedri dat een uitspraak over deze verzoeken rechtstreekse gevolgen voor haar rechtssituatie zal hebben, met name voor de omvang van de geldboete die zij uiteindelijk zal moeten betalen.

6        HIT Groep betoogt dat het door Nedri aangevoerde belang bij de handhaving van de gezamenlijke en hoofdelijke aansprakelijkheid niet kan worden aangemerkt als een rechtstreeks en dadelijk belang. Dit belang is indirect en volstaat niet om interventie te rechtvaardigen. Zo staat het Nederlandse recht Nedri niet toe om zich op de in het bestreden besluit vastgestelde hoofdelijke aansprakelijkheid te beroepen als grondslag voor een regresvordering op HIT Groep. Voorts heeft Nedri ook zelf beroep tot nietigverklaring ingesteld tegen het bestreden besluit (zaak T‑391/10). Het belang dat Nedri stelt te hebben bij interventie aan de zijde van de Commissie is dus in strijd met haar eigen belang bij de uitkomst van de procedure die zij heeft ingeleid. Ten slotte beklemtoont HIT Groep dat een uitspraak in haar voordeel kan leiden tot een verlaging of zelfs intrekking van de aan Nedri opgelegde geldboete. Een dergelijke verlaging of intrekking zou juist tot gevolg hebben dat het risico van een eventuele verhaalsactie van HIT Groep op Nedri wordt verkleind.

 Beoordeling door de president

7        Het verzoek tot interventie is overeenkomstig artikel 115 van het Reglement voor de procesvoering ingediend. Daar de in artikel 24, lid 6, van het Reglement voor de procesvoering bedoelde mededeling in het Publicatieblad van de Europese Unie op 20 november 2010 is gepubliceerd, is het verzoek tot interventie binnen de termijn van artikel 115, lid 1, van dat Reglement ingediend en is artikel 116, leden 2 tot en met 4, van dat Reglement van toepassing.

8        Krachtens artikel 40, tweede alinea, van het Statuut, dat overeenkomstig artikel 53, eerste alinea, van dat Statuut van toepassing is op de procedure voor het Gerecht, heeft elke persoon die aannemelijk maakt belang te hebben bij de beslissing van een geding, met uitzondering van de rechtsgedingen tussen lidstaten, tussen instellingen van de Gemeenschappen of tussen lidstaten enerzijds en instellingen van de Gemeenschappen anderzijds, het recht zich in dit geding te voegen. De conclusies van het verzoek tot interventie kunnen slechts strekken tot ondersteuning van de conclusies van een der partijen.

9        Het begrip „belang bij de beslissing van het geding” moet worden gedefinieerd met inachtneming van het voorwerp van het geding zelf en daaronder moet worden verstaan een rechtstreeks en dadelijk belang bij de toewijzing dan wel de afwijzing van het gevorderde, en niet een belang ten aanzien van de aangevoerde middelen. Onder „beslissing” van het geding moet namelijk de aan de geadieerde rechter gevraagde eindbeslissing worden verstaan zoals die zal blijken uit het dictum van het arrest. Met name moet worden nagegaan of de interveniënt rechtstreeks wordt geraakt door de aangevochten handeling en of zijn belang bij de beslissing van het geding zeker is (beschikking Gerecht van 25 februari 2003, BASF/Commissie, T‑15/02, Jurispr. blz. II‑213, punt 26).

10      In de onderhavige zaak blijkt uit het bestreden besluit dat HIT Groep met name is veroordeeld om de Commissie, gezamenlijk met Nedri, hoofdelijk een geldboete van 5 056 500 EUR te betalen (artikel 2, punt 9, sub a, van het bestreden besluit). Tevens is gebleken dat HIT Groep met haar beroep nietigverklaring van het bestreden besluit vordert voor zover dit haar betreft, waarmee met name wordt gedoeld op artikel 2, punt 9, sub a, van het bestreden besluit, of subsidiair vernietiging of verlaging van de haar door de Commissie opgelegde geldboete.

11      Indien het Gerecht de vorderingen van HIT Groep toewijst, kan Nedri zich dus in een situatie bevinden waarin zij, alleen, de Commissie een geldboete van 5 056 500 EUR zal moeten betalen, welke niet meer gezamenlijk en hoofdelijk door Nedri en HIT Groep verschuldigd zal zijn. In die omstandigheden heeft Nedri een belang bij de beslissing van het geding en kan zij worden toegelaten tot interventie aan de zijde van verweerster, aangezien het slagen van het onderhavige beroep tot gevolg zou hebben dat de eventuele bijdrage van de andere schuldenaar die in het bestreden besluit is aangewezen voor de betaling van genoemde geldboete van 5 056 500 EUR, wegvalt of eventueel wordt verminderd.

12      Gesteld al dat een uitspraak van het Gerecht ten gunste van HIT Groep de mogelijkheid van een beroep van HIT Groep tegen Nedri zou kunnen wegnemen of verminderen, gaat dit dus niet op voor de waarschijnlijkheid dat de Commissie van Nedri alleen, betaling van de gehele geldboete zal vorderen.

13      Blijkens het voorgaande heeft Nedri aangetoond een belang bij de beslissing van het geding te hebben en moet zij bijgevolg worden toegelaten tot interventie.

14      Aan deze slotsom wordt niet afgedaan door de argumenten van HIT Groep betreffende het Nederlandse recht, dat niets van doen heeft met de omvang van de in het bestreden besluit omschreven gezamenlijke en hoofdelijke aansprakelijkheid, of betreffende de uitkomst van het door Nedri in zaak T‑391/10 ingestelde beroep tegen de Commissie, welke betrekking heeft op de specifieke omstandigheden van die zaak.



DE PRESIDENT VAN DE EERSTE KAMER VAN HET GERECHT

beschikt:

1)      Nedri Spanstaal BV wordt in zaak T‑436/10 toegelaten tot interventie aan de zijde van verweerster.

2)      Een kopie van alle processtukken zal door de griffier aan interveniënte worden betekend.

3)      Er zal een termijn worden bepaald waarbinnen interveniënte schriftelijk de middelen ter onderbouwing van haar conclusies kan uiteenzetten.

4)      De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.

Luxemburg, 28 februari 2011.

De griffier

 

      De president van de Eerste kamer

E. Coulon

 

      J. Azizi


* Procestaal: Nederlands.