Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 5 maart 2021 door Fakro sp. z o.o. tegen het arrest van het Gerecht van 16 december 2020 in zaak T-515/18, Fakro/Commissie

(Zaak C-149/21 P)

Procestaal: Pools

Partijen

Rekwirante: Fakro sp. z o.o. (vertegenwoordigers: A. Radkowiak-Macuda, Z. Jarosiński, radcy prawni)

Andere partijen in de procedure: Europese Commissie, Republiek Polen

Conclusies

punt 1 van het dictum van het bestreden arrest van het Gerecht vernietigen;

de zaak zelf afdoen en het besluit van de Commissie nietig verklaren;

de Commissie verwijzen in de kosten van de procedure voor het Hof van Justitie.

Middelen en voornaamste argumenten

In het kader van het eerste middel, dat uit twee onderdelen bestaat, voert rekwirante aan dat het Gerecht artikel 105, lid 1, VWEU, gelezen in samenhang met artikel 102 VWEU, heeft geschonden door het volgende aan te nemen:

1)    de Commissie heeft geen kennelijke fout gemaakt door te oordelen dat het belang van de EU bij een verder onderzoek van de zaak gering was en de klacht vanwege een lage prioriteit af te wijzen. Dit onderdeel bestaat uit vier delen, die betrekking hebben op een schending van het recht door het Gerecht doordat het het volgende heeft aangenomen: (i) de Commissie heeft geen kennelijke fout gemaakt door te beweren dat het weinig waarschijnlijk is dat de verweten schending wordt vastgesteld; (ii) de Commissie heeft geen kennelijke fout gemaakt door te beweren dat de omvang van het noodzakelijke onderzoek onevenredig zou zijn met de waarschijnlijkheid dat de verweten schending wordt vastgesteld; (iii) de Commissie heeft geen kennelijke fout gemaakt door de impact van de verweten schending op de werking van de interne markt niet mee te wegen, en (iv) andere voorwaarden voor de beoordeling van het belang van de Unie dan de Commissie heeft meegenomen, zijn niet toelaatbaar;

2)    de twee distributiekanalen voor dakramen (verkoop als investering en andere verkoop) vormen geen gelijkwaardige prestaties.

In het kader van het tweede middel, dat uit twee onderdelen bestaat, voert rekwirante aan dat het Gerecht het recht heeft geschonden, te weten het beginsel van behoorlijk bestuur (artikel 41 van het Handvest van de grondrechten (hierna: „Handvest”), gelezen in samenhang met het recht op doeltreffende rechterlijke bescherming, het recht op een doeltreffende voorziening in rechte (artikel 47 Handvest) en artikel 102 VWEU, door deze bepalingen onjuist uit te leggen en daarbij het volgende aan te nemen:

1)    de duur van de procedure voor de Commissie en het ontbreken van een besluit ten gronde hadden geen invloed op de mogelijkheid voor Fakro om haar grondrechten te doen gelden;

2)    de Commissie heeft in deze zaak het beginsel van onpartijdigheid niet geschonden en als gevolg daarvan was het vastgestelde ontbrekende belang van de EU bij het onderzoek van de zaak niet gebaseerd op discriminerende voorwaarden.

In het kader van het derde middel voert rekwirante aan dat het Gerecht het recht heeft geschonden, te weten het nuttig effect (effet utile) van artikel 102 VWEU, gelezen in samenhang met artikel 17, lid 1, VEU, artikel 105 VWEU, het beginsel van behoorlijk bestuur en het recht op doeltreffende rechterlijke bescherming, door aan te nemen dat de Commissie niet uitsluitend bevoegd was om de procedure te voeren, de Commissie niet gehouden was de situatie van Fakro te analyseren uit het oogpunt van de daadwerkelijke mogelijkheid voor haar om de rechten af te dwingen die het voorwerp waren van haar klacht aan de Commissie, terwijl Fakro met het oog op het doen gelden van haar rechten gehouden was zich parallel met de door de Commissie gevoerde procedure tot de nationale mededingingsautoriteiten te wenden en in rechte op te treden op het grondgebied van de lidstaten waar de vermeende schendingen hebben plaatsgevonden.

In het kader van het vierde middel voert rekwirante aan dat het Gerecht artikel 296 VWEU heeft geschonden door dat onjuist uit te leggen en aan te nemen dat de Commissie haar motiveringsplicht met betrekking tot vechtmerken en investeringskortingen niet heeft geschonden.

____________