Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 17 september 2004 ingesteld door J. tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak T-379/04)

Procestaal: Italiaans

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 17 september 2004 beroep ingesteld tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen door J., vertegenwoordigd door C. Fonte, advocaat.

Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

-    nietig te verklaren het besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag van 10 juni 2004 houdende afwijzing van de klachten die verzoekster had ingediend tegen de besluiten van datzelfde gezag van 31 oktober 2003 en 10 december 2003 waarbij, respectievelijk, is vastgesteld dat zij geen recht heeft op de ontheemdingstoelage en de inrichtingsvergoeding, en de bedragen die zij uit dien hoofde had ontvangen, van haar zijn teruggevorderd omdat dit gezag van oordeel was dat artikel 85 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de artikelen 4, lid 1, sub a, laatste zin van het tweede streepje, en 5, lid 1, van bijlage VII bij dat statuut niet van toepassing zijn;

-    bovengenoemde besluiten van dat gezag van 31 oktober 2003 en 10 december 2003 nietig te verklaren;

-    elke maatregel te gelasten die geschikt is om verzoekster in haar rechten te herstellen, daaronder begrepen de betaling van moratoire interessen;

-    verweerster te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster in de onderhavige zaak, die, alvorens een post van tijdelijk functionaris bij het directoraat-generaal Onderzoek van de Commissie te aanvaarden, als onderzoekster was tewerkgesteld bij de Consiglio Nazionale di Ricerca (CNR) te Brussel, komt op tegen de vaststelling door verweerster dat zijn geen recht heeft op de ontheemdingstoelage en de inrichtingsvergoeding.

Verweerster baseert zich daarvoor op de overweging dat de CNR, die niet als een onderdeel van de overheidsadministratie kan worden aangemerkt, niet kan worden geacht activiteiten van de Italiaanse Staat te verrichten en noch de wil noch de rechtstreekse belangen van die staat vertegenwoordigt.

Ter ondersteuning van haar vorderingen stelt verzoekster allereerst verkeerde toepassing van artikel 4, lid 1, sub a, tweede streepje, en artikel 5, lid 1, van bijlage VII bij het Statuut, op grond dat haar wegens haar status van nationaal ambtenaar de omstreden toelage en vergoeding hadden moeten worden toegekend. Ook het Belgisch ministerie van Buitenlandse zaken was van mening dat zij een nationale ambtenaar was, zoals blijkt het feit dat het haar de "Speciale identiteitskaart" met de vermelding "Italiaans ambtenaar met officiële zending in België" heeft afgegeven.

In dit verband dient te worden gepreciseerd dat de CNR een publiekrechtelijke rechtspersoon is die in het kader van de staatsordening een bevoegdheidsfeer heeft (die deel uitmaakt van het centrale gezag), waaraan materiële middelen zijn toegewezen en die een organisatiestructuur heeft die juist bestaat uit overheidsambtenaren en uit de regels die op deze laatsten van toepassing zijn.

Verder stelt verzoekster schending van artikel 85 van het Ambtenarenstatuut.

____________