Language of document :

Beroep ingesteld op 3 augustus 2011 - Afriqiyah Airways/Raad

(Zaak T-436/11)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Afriqiyah Airways (Tripoli, Libië) (vertegenwoordiger: B. Sarfati, advocaat)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

uitvoeringsbesluit 2011/300/GBVB van de Raad van 23 mei 2001 tot uitvoering van besluit 2011/137/GBVB betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië (PB L 136, 24 mei 2011, blz. 85), samen met bijlage II bij dat besluit nietig verklaren;

de Raad verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster vijf middelen aan.

Eerste middel: onregelmatigheden in de procedure tot vaststelling van de rechtshandeling. Verzoekster beroept zicht op het ontbreken van een regelmatige procedure betreffende de vaststelling van het bestreden besluit, als voorzien in artikel 8, lid 2, van besluit 2011/137/GBVB van de Raad van 28 februari 2011 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië (PB L 58, blz. 53) en op de schending van de bepalingen van artikel 296, lid 2, VWEU.

Tweede middel: ontoereikende motivering van het besluit. Verzoekster verwijt de Raad een stereotiepe motivering te hebben gegeven, op basis waarvan de geadresseerde van het besluit de redenen van de vaststelling ervan niet kan begrijpen en het Gerecht niet het rechterlijke toezicht op de wettigheid van de rechtshandeling kan uitoefenen. De motivering dat verzoekster dochteronderneming is en in eigendom is van Libyan African Investment Portfolio, een entiteit die zelf aan beperkende maatregelen wordt onderworpen, is niet voldoende.

Derde middel: schending van de rechten van verdediging voor zover in geen enkel opzicht bewezen is dat de rechten van verdediging zijn gerespecteerd en dat verzoekster de mogelijkheid zou hebben gehad om haar rechten te doen gelden alvorens op de lijst te worden ingeschreven.

Vierde middel: schending van artikel 27 VEU. Verzoekster voert aan dat het in punt 2 genoemde besluit 2011/137/GBVB en besluit 2011/178/GBVB van de Raad van 23 maart 2011 tot wijziging van besluit 2011/137/GBVB betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië (PB L 78, blz. 24) zijn vastgesteld in strijd met de bepalingen van artikel 27, lid 1, VEU.

Vijfde middel: onjuiste rechtsopvatting en een kennelijke beoordelingsfout voor zover verzoekster een civiele luchtvaartmaatschappij voor het vervoer van reizigers en vracht zou zijn, terwijl het bestreden besluit als gevolg heeft dat de activa van verzoekster worden bevroren louter omdat zij via een investeringsfonds in eigendom zou zijn van de Libische staat.

____________