Language of document :

Beroep ingesteld op 4 november 2011 - Hassan / Raad

(Zaak T-572/11)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Samir Hassan (Damas, Syrië) (vertegenwoordigers: E. Morgan de Rivery en E. Lagathu, advocaten)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

krachtens artikel 263 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)

uitvoeringsbesluit 2011/515/GBVB van de Raad van 23 augustus 2011 tot uitvoering van besluit 2011/273/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië nietig verklaren voor zover Samir Hassan daarbij aan de lijst in de bijlage bij besluit 2011/273/GBVB van de Raad van 9 mei 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië is toegevoegd;

uitvoeringsverordening (EU) nr. 843/2011 van de Raad van 23 augustus 2011 tot uitvoering van verordening (EU) nr. 442/2011 betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië, nietig verklaren voor zover Samir Hassan daarbij aan de lijst in bijlage II bij verordening (EU) nr. 442/2011 van de Raad van 9 mei 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië is toegevoegd;

krachtens de artikelen 268 en 340 VWEU schadevergoeding toe te kennen voor de schade die aan Samir Hassan is toegebracht als gevolg van de beperkende maatregelen die ten aanzien van hem zijn vastgesteld en derhalve:

erkennen dat de Raad van de Europese Unie niet-contractueel aansprakelijk is voor de geleden en toekomstige materiële schade en voor de immateriële schade;

Hassan een bedrag van 250 000 EUR per maand toekennen, te rekenen vanaf 1 september 2011 ter vergoeding van de geleden materiële schade;

Hassan het bedrag van een (1) symbolische euro toekennen wegens de geleden immateriële schade; en

de Raad van de Europese Unie veroordelen tot vergoeding van de toekomstige materiële schade;

hoe dan ook de Raad van de Europese Unie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij zeven middelen aan.

Eerste middel, ontleend aan een kennelijke fout van de Raad bij de beoordeling van de feiten en een daaruit voortvloeiende schending van het recht;

Tweede middel, ontleend aan een schending van de motiveringsplicht, de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming;

Derde middel, ontleend aan een schending van het recht op eigendom en het evenredigheidsbeginsel;

Vierde middel, ontleend aan een schending van de presumptie van onschuld van verzoeker;

Vijfde middel, ontleend aan een schending door de Raad van zijn eigen richtsnoeren voor het vaststellen en herzien van beperkende maatregelen in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid;

Zesde middel, ontleend aan misbruik van bevoegdheid door de Raad;

Zevende middel, inzake de vergoeding van de schade die is veroorzaakt door de onrechtmatige maatregelen die door de Raad zijn getroffen.

____________