Language of document :

Beroep ingesteld op 14 maart 2011 - Carbunión / Raad

(Zaak T-176/11)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Federación Nacional de Empresarios de Minas de Carbón (Carbunión) (Madrid, Spanje) (vertegenwoordigers: K. Desai, Solicitor, S. Cisnal de Ugarte en M. Peristeraki, advocaten)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

het beroep tot nietigverklaring ontvankelijk verklaren;

het beroep tot nietigverklaring gegrond verklaren en derhalve artikel 3, lid 1, sub a, b en f, en artikel 3, lid 3, van besluit 2010/787/EU1 van de Raad van 10 december 2010 betreffende staatssteun ter bevordering van de sluiting van niet-concurrentiekrachtige steenkoolmijnen nietig verklaren; en

de Raad verwijzen in verzoeksters kosten in deze procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster baseert haar beroep op zeven middelen.

1.    Eerste middel: kennelijk onjuiste beoordelingen van de relevante handelingen aangezien verweerder het bestreden besluit baseerde op de volgende bevindingen:

de bijdrage van kolen in de EU-energievoorziening is bescheiden;

de sluiting van niet-concurrentiekrachtige steenkoolmijnen en de opheffing van de EU-steenkoolproductie zullen hernieuwbare energiebronnen stimuleren;

naar verwachting zal de steenkoolproductie in de EU en Spanje in het bijzonder tegen 2018 niet competitief zijn.

2.    Tweede middel: ontoereikende motivering aangezien de Raad niet:

is ingegaan op de talrijke bewijzen en de in de voorbereidende procedure door andere instellingen en aandeelhouders voorgedragen conclusies die het belang van de EU-steenkoolindustrie voor veilige bevoorrading van de EU illustreren;

heeft gemotiveerd i) waarom is afgeweken van het staatssteunkader en van het bij de verordening van 2002 inzake de kolenindustrie2 ter zake ingevoerde beleid op basis van de bezorgdheid om veilige bevoorrading, en ii) in de plaats daarvan het bestreden besluit uitsluitend op basis van overwegingen van concurrentiekracht is vastgesteld.

3.    Derde middel: schending van de beginselen van rechtszekerheid en gewettigd vertrouwen, daar het bestreden besluit:

het standpunt van de EU jegens de eigen steenkoolsector in de EU en Spanje in het bijzonder abrupt en onverwacht wijzigt;

het beginsel van gewettigd vertrouwen schendt aangezien het niet voorziet in een overgangsperiode voor aanpassing door verzoekster aan deze significante beleidswijziging.

4.    Vierde middel: schending van het evenredigheidsbeginsel daar het bestreden besluit ongerechtvaardigde en overdreven beperkingen aan de werking van de eigen Spaanse kolenmijnen oplegt, die niet stroken met de doelstellingen van de Raad. Meer bepaald beantwoorden de maatregelen in het bestreden besluit volgens verzoekster niet aan de door de Raad uiteengezette milieu-overwegingen, aangezien de EU-elektriciteitscentrales ingevoerde steenkool zullen blijven "verbranden". In feite legt het bestreden besluit verzoekster overdreven zware verplichtingen op, die helemaal niet aansluiten bij het milieubeschermingsdoel. Voorts vindt verzoekster de bezorgdheid om de concurrentiekracht als gevolg van de subsidiëring van de eigen steenkool in het bestreden besluit ook overdreven.

5.    Vijfde middel: misbruik van bevoegdheid. In dit opzicht stroken de maatregelen in het bestreden besluit, gelet op hun ongunstige gevolgen voor de steenkoolsector in de EU volgens verzoekster niet met de strategische en beleidsdoelstellingen die de EU krachtens artikel 194 VWEU wordt geacht na te streven. Het bestreden besluit brengt de goede werking van de eigen energiemarkt in de EU en de veilige energievoorziening in de EU en Spanje in het bijzonder in gevaar. Derhalve maakte de Raad misbruik van bevoegdheid door de vaststelling van het bestreden besluit dat strekt tot afschaffing van een van de belangrijkste eigen grondstoffen voor de veilige energievoorziening van de EU.

6.    Zesde middel: schending van het gelijkheids- en non-discriminatiebeginsel. Volgens verzoekster discrimineert het bestreden besluit de eigen steenkoolproducenten i) tegenover de importeurs van steenkool in de EU respectievelijk ii) de andere energievormen.

7.    Zevende middel: het bestreden besluit berust op een onjuiste rechtsgrondslag. Volgens verzoekster is het bestreden besluit alleen vastgesteld op basis van artikel 107, lid 3, sub e, VWEU, terwijl het ook had moeten worden gebaseerd op artikel 109 VWEU en de overeenkomstige procedure had moeten volgen.

____________

1 - PB 2010 L 336, blz. 24.

2 - Verordening (EG) nr. 1407/2002 van de Raad van 23 juli 2002 betreffende staatssteun voor de kolenindustrie (PB 2002 L 205, blz. 1).