Language of document : ECLI:EU:F:2012:138

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE

(Eerste kamer)

2 oktober 2012

Zaak F‑118/10

Aristidis Psarras

tegen

Agentschap van de Europese Unie voor netwerk- en informatiebeveiliging (Enisa)

„Openbare dienst – Tewerkstelling – Nieuwe tewerkstelling – Dienstbelang – Verlof om redenen van persoonlijke aard”

Betreft: Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarbij Psarras, tijdelijk functionaris van het Agentschap van de Europese Unie voor netwerk- en informatiebeveiliging (Enisa), het onderhavige beroep heeft ingesteld, dat met name strekt tot nietigverklaring van het besluit om zijn werkzaamheden als boekhouder te beëindigen en een andere persoon in die functie aan te stellen.

Beslissing: Het besluit van 7 februari 2010 van de raad van bestuur van Enisa om verzoekers werkzaamheden als boekhouder met onmiddellijke ingang te beëindigen en om X, begrotingsfunctionaris, voor onbepaalde tijd in de post van boekhouder aan te stellen alsmede het besluit van 1 maart 2010 dat de uitvoerend directeur als gevolg daarvan heeft vastgesteld en waarbij verzoeker wordt tewerkgesteld in een nieuwe functie, worden nietig verklaard. Het beroep wordt verworpen voor het overige. Enisa draagt zijn eigen kosten en wordt verwezen in verzoekers kosten.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Beroep – Bezwarend besluit – Begrip – Voorstel dat bevoegd orgaan niet verplicht om eindbesluit te nemen – Daarvan uitgesloten – Voorbereidende handeling

(Ambtenarenstatuut, art. 90, lid 2)

2.      Gerechtelijke procedure – Overlegging van bewijsstukken – Termijn – Te laat gedaan bewijsaanbod – Voorwaarden

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken, art. 42)

3.      Ambtenaren – Tijdelijk functionarissen – Onbezoldigd verlof – Verstrijken – Herplaatsing – Verplichting van administratie – Omvang

(Regeling andere personeelsleden, art. 17)

1.      Voorbereidende handelingen zijn niet bezwarend in de zin van artikel 90, lid 2, van het Statuut en kunnen dus alleen incidenteel in het kader van een beroep tegen voor beroep vatbare handelingen worden betwist.

Dit is het geval bij een voorstel van de uitvoerend directeur van een agentschap van de Unie aan de raad van bestuur om bepaalde taken permanent aan een ambtenaar toe te wijzen en een andere ambtenaar van die taken te ontheffen. Dat voorstel heeft niet het karakter van een besluit, aangezien het geen verplichting inhoudt voor de raad van bestuur, het orgaan dat bevoegd is om het eindbesluit te nemen.

(cf. punten 34 en 35)

Referentie:

Hof: 14 februari 1989, Bossi/Commissie, 346/87, punt 23

Gerecht van eerste aanleg: 22 juni 1990, Marcopoulos/Hof van Justitie, T‑32/89 en T‑39/89, punt 21; 22 januari 1998, Costacurta/Commissie, T‑98/96, punt 21

2.      Volgens artikel 42 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken kunnen partijen nog in de repliek en in de dupliek aanbieden hun stellingen nader te bewijzen, maar dienen zij de vertraging waarmee hun bewijsaanbod geschiedt, te motiveren. Die verplichting impliceert dat de Unierechter bevoegd is om de gegrondheid te controleren van de motivering van de vertraging van dat bewijsaanbod en dat hij het, indien het verzoek niet rechtens genoegzaam is gemotiveerd, mag afwijzen.

(cf. punt 40)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 18 september 2008, Angé Serrano e.a./Parlement, T‑47/05, punten 54 en 56

3.      Een instelling mag zich op grond van de ruime beoordelingsbevoegdheid waarover zij bij de organisatie van haar diensten beschikt, op het standpunt stellen dat het dienstbelang kan rechtvaardigen dat een tijdelijk functionaris na afloop van zijn onbezoldigd verlof niet wordt herplaatst in het ambt dat hij vóór zijn verlof vervulde.

Verplicht de instelling zich er echter toe om die functionaris in zijn ambt te herplaatsen, dan dient zij die verplichting na te komen.

(cf. punten 45 en 50)