Language of document : ECLI:EU:C:2022:962

Zaak C460/20

TU en RE

tegen

Google LLC

(verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Bundesgerichtshof)

 Arrest van het Hof (Grote kamer) van 8 december 2022

„Prejudiciële verwijzing – Bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens – Richtlijn 95/46/EG – Artikel 12, aanhef en onder b) – Artikel 14, eerste alinea, onder a) – Verordening (EU) 2016/679 – Artikel 17, lid 3, onder a) – Exploitant van een zoekmachine op internet – Zoekopdracht op de naam van een persoon – Weergave van een in de lijst van zoekresultaten opgenomen link naar artikelen die vermeend onjuiste informatie bevatten – Weergave, in de resultatenlijst van een zoekopdracht naar afbeeldingen, van foto’s die in de vorm van miniaturen (‚thumbnails’) worden getoond en deze artikelen illustreren – Aan de exploitant van de zoekmachine gericht verwijderingsverzoek – Afweging van grondrechten – Artikelen 7, 8, 11 en 16 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Verplichtingen en verantwoordelijkheden van de exploitant van de zoekmachine bij de behandeling van een verwijderingsverzoek – Bewijslast van de om verwijdering verzoekende persoon”

1.        Harmonisatie van de wetgevingen – Bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens – Richtlijn 95/46 – Verordening 2016/679 – Verwerking van persoonsgegevens – Begrip – Werking van een zoekmachine – Opzoeken, indexeren, opslaan en ter beschikking stellen aan internetgebruikers van door derden op internet gepubliceerde of geplaatste informatie – Daaronder begrepen – Verwerkingsverantwoordelijke – Begrip – Exploitant van een zoekmachine – Daaronder begrepen

[Verordening 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad, art. 4, punten 1, 2 en 7; richtlijn 95/46 van het Europees Parlement en de Raad, art. 2, b) en d)]

(zie punten 44, 49, 50, 91)

2.        Harmonisatie van de wetgevingen – Bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens – Verordening 2016/679 – Eerbiediging van grondrechten – Recht op eerbiediging van het privéleven en op bescherming van persoonsgegevens – Aan de exploitant van de zoekmachine gericht verzoek om verwijdering van links – Afweging tegen het recht op vrijheid van meningsuiting en van informatie bij de behandeling van dit verzoek

(Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 7, 8, en 11; richtlijn 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad; richtlijn 95/46 van het Europees Parlement en de Raad)

(zie punten 51‑56, 58)

3.        Harmonisatie van de wetgevingen – Bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens – Verordening 2016/679 – Lijst met resultaten van een met een zoekmachine op naam van een natuurlijke persoon verrichte zoekopdracht – Weergave van een link die leidt naar artikelen met vermeend onjuiste informatie – Aan de exploitant van deze zoekmachine gericht verzoek om verwijdering van links – Afweging van grondrechten bij de behandeling van dit verzoek – Relevante criteria – Vaststelling van de juistheid van de informatie in de gelinkte inhoud – Daaronder begrepen – Bewijslast rustend op degene die om verwijdering van links verzoekt – Omvang – Verplichtingen en verantwoordelijkheden van de exploitant van de zoekmachine bij de behandeling van een dergelijk verwijderingsverzoek – Omvang – Relevante en toereikende bewijzen – Daaronder begrepen – Noodzaak om op zijn minst voorlopig duidelijkheid te verschaffen over de juistheid van de gelinkte inhoud – Geen

[Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 7, 8 en 11; verordening 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad, art. 17, lid 3, a)]

(zie punten 62‑65, 68‑73, 75‑77, dictum 1)

4.        Harmonisatie van de wetgevingen – Bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens – Richtlijn 95/46 – Verordening 2016/679 – Werkingssfeer ratione temporis – Gelijktijdige uitlegging van bepalingen met een vergelijkbare inhoud

(Verordening 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad; richtlijn 95/46 van het Europees Parlement en de Raad)

(zie punten 78‑80)

5.        Harmonisatie van de wetgevingen – Bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens – Richtlijn 95/46 – Verordening 2016/679 – Lijst met resultaten van een met een zoekmachine op naam van een natuurlijke persoon verrichte zoekopdracht naar afbeeldingen – Weergave in de vorm van miniaturen van foto’s waarop deze persoon is afgebeeld – Verzoek aan de exploitant van de zoekmachine om verwijdering – Afweging van grondrechten bij de behandeling van dit verzoek – Relevante criteria – Inaanmerkingneming van de informatieve waarde van de foto’s, los van de oorspronkelijke context van de publicatie ervan, en van de erbij weergegeven tekst die meer duidelijkheid kan geven over deze waarde – Daaronder begrepen

[Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 7, 8 en 11; Verordening 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad, art. 17, lid 3, a); Richtlijn 95/46 van het Europees Parlement en de Raad, art. 12, b), en 14, eerste alinea, a)]

(zie punten 90, 93, 94, 96, 98, 100‑105, 108, dictum 2)

Samenvatting

TU, die bij verschillende vennootschappen verantwoordelijke functies bekleedt en deelnemingen daarin heeft, en RE, diens partner en tot mei 2015 procuratiehouder van een van deze vennootschappen, zijn verzoekers in het hoofdgeding. Over hen heeft G LLC in 2015 op een website waarvan zijzelf de exploitant was, drie artikelen gepubliceerd. Daarvan was er één geïllustreerd met vier foto’s van verzoekers die de suggestie wekten dat zij een luxueus leven leidden. In deze artikelen werd het investeringsmodel van meerdere van hun vennootschappen kritisch voorgesteld. Lezers kregen toegang tot de artikelen door in de zoekmachine van Google LLC (hierna: „Google”) een zoekopdracht in te geven op de voor- en achternamen van verzoekers, zowel afzonderlijk als in combinatie met bepaalde bedrijfsnamen. In de resultatenlijst werd met een link naar deze artikelen verwezen en waren de foto’s opgenomen in de vorm van miniaturen („thumbnails”).

Verzoekers in het hoofdgeding hebben Google als verantwoordelijke voor de met haar zoekmachine uitgevoerde verwerking van persoonsgegevens verzocht om ten eerste de links naar de betrokken artikelen uit de lijst met zoekresultaten te verwijderen, met het argument dat deze onjuiste beweringen en lasterlijke meningen bevatten, en ten tweede de miniaturen uit deze resultatenlijst te verwijderen. Google heeft dit verzoek afgewezen.

Nadat het beroep van verzoekers in het hoofdgeding zowel in eerste aanleg als in hoger beroep was afgewezen, hebben zij beroep in Revision ingesteld bij het Bundesgerichtshof (hoogste federale rechter in burgerlijke en strafzaken, Duitsland). In dat kader heeft het Bundesgerichtshof het Hof prejudiciële vragen over de uitlegging van de AVG(1) en richtlijn 95/46(2) voorgelegd.

In zijn arrest, gewezen door de Grote kamer, werkt het Hof zijn rechtspraak over de voorwaarden waaronder de exploitant van een zoekmachine op grond van de regels inzake de bescherming van persoonsgegevens kan worden verzocht om links te verwijderen, verder uit.(3) In het bijzonder onderzoekt het Hof ten eerste de omvang van de verplichtingen en verantwoordelijkheden van de exploitant van een zoekmachine bij de behandeling van een verzoek om links te verwijderen dat is gebaseerd op de vermeende onjuistheid van de informatie in de gelinkte inhoud, en ten tweede de bewijslast van de betrokkene met betrekking tot deze onjuistheid. Het Hof spreekt zich bovendien uit over de vraag of bij de toetsing van een verzoek om foto’s te verwijderen die in de resultatenlijst van een zoekopdracht naar beelden in de vorm van miniaturen zijn weergegeven, noodzakelijkerwijs rekening moet worden gehouden met de context waarin deze foto’s oorspronkelijk op internet zijn gepubliceerd.

Beoordeling door het Hof

In de eerste plaats verklaart het Hof voor recht dat in het kader van de afweging van de rechten op eerbiediging van het privéleven en op bescherming van persoonsgegevens enerzijds en het recht op vrijheid van meningsuiting en van informatie anderzijds(4) bij de toetsing van een tot de exploitant van een zoekmachine gericht verwijderingsverzoek dat ertoe strekt om een link naar inhoud die vermeend onjuiste informatie bevat te schrappen uit de lijst met zoekresultaten, niet als voorwaarde voor deze verwijdering geldt dat de vraag naar de juistheid van de gelinkte inhoud ten minste voorlopig is beslecht in het kader van een beroep van de verzoeker tegen de aanbieder van deze inhoud.

Wat de voorwaarden betreft waaronder de exploitant van een zoekmachine een verzoek tot verwijdering van links moet inwilligen en dus uit de na een zoekopdracht op naam van de betrokken persoon weergegeven resultatenlijst de link moet schrappen die leidt naar een website met daarop beweringen die volgens deze persoon onjuist zijn, brengt het Hof vooraf met name het volgende in herinnering:

•      aangezien de werking van een zoekmachine, boven op de werkzaamheden van webredacteuren, de grondrechten op eerbiediging van het privéleven en op bescherming van persoonsgegevens aanzienlijk kan aantasten, moet de exploitant van deze zoekmachine – als persoon die het doel van en de middelen voor deze werking vaststelt – in het kader van zijn verantwoordelijkheden, zijn bevoegdheden en zijn mogelijkheden verzekeren dat de waarborgen van richtlijn 95/46 en de AVG hun volle werking kunnen krijgen en een doelmatige en volledige bescherming van de betrokkenen daadwerkelijk tot stand kan worden gebracht;

•      wanneer bij de exploitant van een zoekmachine een verzoek tot verwijdering van links wordt ingediend, moet hij nagaan of de opname van de link naar de betrokken website op de resultatenlijst noodzakelijk is voor de uitoefening van het recht op vrijheid van informatie van internetgebruikers die deze website mogelijk zouden willen raadplegen door middel van een dergelijke door het recht op vrijheid van meningsuiting en van informatie beschermde zoekopdracht;

•      de AVG vereist uitdrukkelijk dat er een afweging wordt gemaakt tussen de grondrechten op eerbiediging van het privéleven en op bescherming van persoonsgegevens enerzijds en het grondrecht op vrijheid van informatie anderzijds.

Om te beginnen merkt het Hof op dat de rechten op eerbiediging van het privéleven en op bescherming van persoonsgegevens weliswaar in de regel voorrang hebben op het gerechtvaardigd belang van internetgebruikers om de betrokken informatie te raadplegen, maar dat dit evenwicht kan afhangen van de relevante omstandigheden van het geval, waaronder de aard van deze informatie en de gevoeligheid ervan voor het privéleven van de betrokkene en het belang dat het publiek erbij heeft om over deze informatie te beschikken. Dit belang kan met name variëren naargelang van de rol van deze persoon in het openbare leven.

De vraag of de inhoud waarnaar een link is opgenomen al dan niet juist is, is eveneens een relevant aspect bij deze beoordeling. In bepaalde omstandigheden kunnen het recht op informatie van internetgebruikers en de vrijheid van meningsuiting van de aanbieder van inhoud zwaarder wegen dan het recht op bescherming van het privéleven en het recht op bescherming van persoonsgegevens, met name wanneer de betrokkene een rol speelt in het openbare leven. De omgekeerde verhouding doet zich evenwel voor wanneer ten minste een – ten opzichte van de gehele inhoud – niet onbeduidend deel van de informatie waarop het verzoek tot verwijdering van links betrekking heeft, onjuist blijkt te zijn. In een dergelijk geval kan geen rekening worden gehouden met het recht op informatie en het recht om geïnformeerd te worden, aangezien het recht om dergelijke informatie te verspreiden en er toegang toe te krijgen, daar niet onder valt.

Wat vervolgens ten eerste de verplichtingen betreft die gelden bij de vaststelling of de informatie in de gelinkte inhoud al dan niet juist is, verduidelijkt het Hof dat de persoon die om verwijdering van links verzoekt met het argument dat dergelijke informatie onjuist is, moet aantonen dat die informatie, of ten minste een ten opzichte van de gehele inhoud niet onbeduidend deel daarvan, kennelijk onjuist is. Om te vermijden dat deze persoon een buitensporige last krijgt opgelegd die het nuttig effect van het recht op verwijdering van links kan ondermijnen, hoeft hij echter alleen de bewijzen te leveren die, gelet op de omstandigheden van het geval, redelijkerwijs van hem kunnen worden verlangd. In beginsel is deze persoon niet verplicht om, ter ondersteuning van zijn verzoek om links te verwijderen, reeds in de precontentieuze fase een tegen de webredacteur verkregen rechterlijke beslissing, zij het zelfs maar een beslissing in kort geding, over te leggen.

Wat ten tweede de verplichtingen en verantwoordelijkheden van de exploitant van de zoekmachine betreft, benadrukt het Hof dat deze exploitant zich bij de beoordeling of bepaalde inhoud verder mag worden opgenomen in de lijst met resultaten van zoekopdrachten die na een verzoek tot verwijdering van links via zijn zoekmachine worden verricht, moet baseren op alle betrokken rechten en belangen en op alle omstandigheden van het concrete geval. Deze exploitant is evenwel niet verplicht om de feiten te onderzoeken en daartoe een discussie aan te gaan met de aanbieder van inhoud om ontbrekende gegevens te verkrijgen over de juistheid van de gelinkte inhoud. Indien de exploitant werd verplicht om bij te dragen tot de vaststelling of de gelinkte inhoud al dan niet juist is, zou hem een last worden opgelegd die verder gaat dan wat redelijkerwijs van hem kan worden verwacht in het licht van zijn verantwoordelijkheden, bevoegdheden en mogelijkheden. Deze oplossing zou een ernstig risico met zich meebrengen dat links worden verwijderd die leiden naar inhoud die in een gerechtvaardigde en dwingende informatiebehoefte van het publiek voorziet, en dat het dus moeilijk wordt om deze inhoud op internet te vinden. Aldus zou er een reëel risico bestaan dat de uitoefening van de vrijheid van meningsuiting en van informatie ontmoedigd wordt indien een exploitant van een zoekmachine nagenoeg systematisch links zou verwijderen om te vermijden dat hij belast wordt met het onderzoek naar de feiten die relevant zijn om vast te stellen of de gelinkte inhoud al dan niet juist is.

Wanneer de persoon die heeft verzocht om verwijdering van links met bewijzen aantoont dat de informatie in de gelinkte inhoud, of ten minste een ten opzichte van de gehele gelinkte inhoud niet onbeduidend deel van die informatie kennelijk onjuist is, moet de exploitant van de zoekmachine dit verzoek dus inwilligen. Hetzelfde geldt wanneer deze verzoeker een tegen de webredacteur gerichte rechterlijke beslissing overlegt die is gebaseerd op de vaststelling dat een ten opzichte van de gehele gelinkte inhoud niet onbeduidend deel daarvan op zijn minst op het eerste gezicht onjuist is. Indien daarentegen de onjuistheid van dergelijke informatie niet duidelijk blijkt uit het door de verzoeker overgelegde bewijsmateriaal, hoeft de exploitant van de zoekmachine het verzoek tot verwijdering van links niet in te willigen als een dergelijke rechterlijke beslissing ontbreekt. Wanneer de betrokken informatie bij kan dragen aan een debat van algemeen belang moet, gelet op alle omstandigheden van het concrete geval, bijzondere betekenis worden toegekend aan het recht op vrijheid van meningsuiting en van informatie.

Tot slot voegt het Hof daaraan toe dat de betrokkene, wanneer de exploitant van een zoekmachine een verzoek tot verwijdering van links niet inwilligt, de mogelijkheid moet hebben om zich te wenden tot de toezichthoudende autoriteit of tot de rechter, opdat die de nodige controles kan uitvoeren en de verantwoordelijke exploitant kan gelasten de nodige maatregelen te nemen. Met name de rechterlijke autoriteiten moeten de tegenstrijdige belangen afwegen, want zij zijn het best in staat een dergelijke complexe en grondige afweging te maken, waarbij rekening wordt gehouden met alle criteria en aspecten die in de relevante rechtspraak zijn vastgesteld.

In de tweede plaats verklaart het Hof voor recht dat in het kader van de afweging van bovengenoemde grondrechten met het oog op de toetsing van een verwijderingsverzoek dat ertoe strekt om in de vorm van miniaturen weergegeven foto’s met daarop de afbeelding van een natuurlijke persoon te schrappen uit de resultaten van een zoekopdracht naar afbeeldingen op naam van die persoon, rekening moet worden gehouden met de informatieve waarde van deze foto’s, los van de oorspronkelijke context van de publicatie ervan op de website waarvan zij afkomstig zijn. Daarbij moet wel alle tekst in aanmerking worden genomen die vlak bij de weergave van deze foto’s in de zoekresultaten is geplaatst en die meer duidelijkheid kan geven over de informatieve waarde daarvan.

Ter ondersteuning van deze slotsom benadrukt het Hof dat voor zoekopdrachten naar afbeeldingen op naam van een persoon die op internet met een zoekmachine worden verricht dezelfde beginselen gelden als voor zoekopdrachten naar websites en de daarin vervatte informatie. Als na een zoekopdracht op naam foto’s van de betrokkene in de vorm van miniaturen worden weergegeven, kan deze weergave volgens het Hof een bijzonder belangrijke inmenging vormen in de rechten op bescherming van het privéleven en de persoonsgegevens van deze persoon.

Wanneer bij de exploitant van een zoekmachine een verwijderingsverzoek is ingediend dat ertoe strekt om in de vorm van miniaturen weergegeven foto’s met daarop de afbeelding van een persoon te schrappen uit de resultaten van een zoekopdracht naar afbeeldingen op naam van die persoon, moet hij dus nagaan of de weergave van de betrokken foto’s noodzakelijk is voor de uitoefening van het recht op vrijheid van informatie van internetgebruikers die mogelijk via een dergelijke zoekopdracht toegang zouden willen krijgen tot deze foto’s.

Voor zover de zoekmachine foto’s van de betrokkene toont buiten de context waarin zij op de gelinkte website zijn gepubliceerd, welke publicatie meestal tot doel heeft om de op deze site weergegeven tekst te illustreren, moet worden vastgesteld of deze context niettemin in aanmerking moet worden genomen bij de te verrichten afweging van botsende rechten en belangen. In dit verband is het antwoord op de vraag of die beoordeling ook moet slaan op de inhoud van de website met daarop de foto waarvan de miniatuurweergave volgens het verzoek verwijderd moet worden, afhankelijk van het voorwerp en de aard van de betrokken verwerking.

Wat ten eerste het voorwerp van de betrokken verwerking betreft, merkt het Hof op dat de publicatie van foto’s als niet-verbaal communicatiemiddel van grotere invloed kan zijn op internetgebruikers dan gepubliceerde teksten. Foto’s zijn als zodanig immers een belangrijk middel om de aandacht van internetgebruikers te trekken, en kunnen bij hen de zin opwekken om de met deze foto’s geïllustreerde artikelen te raadplegen. Met name omdat foto’s vaak voor meerdere uitleg vatbaar zijn, kan de miniatuurweergave ervan in de resultatenlijst van de zoekopdracht leiden tot een bijzonder ernstige inmenging in het recht van de betrokkene op bescherming van zijn beeltenis. Dit moet in aanmerking worden genomen bij de afweging van botsende rechten en belangen. Er moeten verschillende afwegingen worden gemaakt naargelang het gaat om door de redacteur van de website gepubliceerde artikelen met foto’s die in hun oorspronkelijke context worden weergegeven en die de in die artikelen verstrekte informatie en de daarin geuite meningen illustreren, dan wel om foto’s die de exploitant van een zoekmachine, los van de context waarin zij op de oorspronkelijke website zijn gepubliceerd, in de vorm van miniaturen weergeeft in de lijst met zoekresultaten.

In dit verband merkt het Hof niet alleen op dat de grond die de publicatie van persoonsgegevens op een website rechtvaardigt, niet noodzakelijkerwijze dezelfde is als die welke de werkwijze van zoekmachines rechtvaardigt, maar ook dat zelfs wanneer dit het geval is, de te maken afweging tussen de betrokken belangen tot een verschillend resultaat kan leiden naargelang het gaat om een verwerking door de exploitant van een zoekmachine dan wel om een verwerking door de redacteur van deze website. Ten eerste kunnen de rechtmatige belangen die deze verwerkingen rechtvaardigen verschillend zijn, en ten tweede zijn de gevolgen van deze verwerkingen voor de betrokkene, en met name voor zijn privéleven, niet noodzakelijkerwijze dezelfde.(5)

Wat ten tweede de aard van de door de exploitant van de zoekmachine verrichte verwerking betreft, stelt het Hof vast dat de exploitant van een zoekmachine, door op internet gepubliceerde foto’s van natuurlijke personen te verzamelen en deze afzonderlijk in de vorm van miniaturen in de resultaten van een zoekopdracht naar afbeeldingen weer te geven, een dienst aanbiedt waarbij een autonome verwerking van persoonsgegevens plaatsvindt die zowel verschilt van de verwerking door de redacteur van de website waarvan de foto’s afkomstig zijn als van de verwerking die wordt verricht bij de opname van een link naar deze site, waarvoor deze exploitant eveneens verantwoordelijk is.

Bijgevolg moeten de werkzaamheden van de exploitant van de zoekmachine, die erin bestaan de resultaten van een zoekopdracht naar afbeeldingen in de vorm van miniaturen weer te geven, autonoom worden beoordeeld. De aanvullende inbreuk op de grondrechten die hieruit voortvloeit kan namelijk bijzonder ernstig zijn, omdat bij een zoekopdracht op naam alle op internet te vinden informatie over de betrokken persoon wordt samengevoegd. Bij deze autonome beoordeling moet er rekening mee worden gehouden dat deze weergave op zich het door de internetgebruiker nagestreefde resultaat vormt, los van zijn latere beslissing om de oorspronkelijke internetpagina al dan niet te raadplegen.

Het Hof merkt evenwel op dat een dergelijke specifieke afweging, waarbij de autonome aard van de door de exploitant van de zoekmachine verrichte verwerking in aanmerking wordt genomen, niet afdoet aan de eventuele relevantie van tekst die vlak bij de weergave van een foto in de resultatenlijst van een zoekopdracht kan zijn geplaatst, aangezien die meer duidelijkheid kan geven over de informatieve waarde van deze foto voor het publiek en dus van invloed kan zijn op de afweging van de betrokken rechten en belangen.


1      Artikel 17, lid 3, onder a), van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB 2016, L 119, blz. 1).


2      Artikel 12, onder b), en artikel 14, eerste alinea, onder a), van richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB 1995, L 281, blz. 31).


3      Arresten van 13 mei 2014, Google Spain en Google (C‑131/12, EU:C:2014:317), en 24 september 2019, GC e.a. (Verwijdering van links naar gevoelige gegevens) (C‑136/17, EU:C:2019:773) en Google (Territoriale werkingssfeer van de verwijdering van links) (C‑507/17, EU:C:2019:772).


4      Grondrechten die zijn gewaarborgd door respectievelijk de artikelen 7, 8 en 11 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.


5      Zie arrest Google Spain en Google, punt 86.